Van collega’s hoor ik wel eens dat archeologie zo’n witte discipline is omdat we ‘ons’ verleden opgraven. Dat zou voor mensen wier voorouders recent naar Nederland emigreerden oninteressant zijn. Maar volgens mij gaan dit soort verhalen over de prehistorie niet helemaal op, en laten we belangrijke mogelijkheden liggen om juist onze gezamenlijke oorsprong te bestuderen.

Neem de eerste boeren die zich vestigen in Nederland. ‘Wij’ autochtone Nederlanders hebben cultureel precies evenveel met die boeren gemeen als Nederlanders met een migratieachtergrond: niets, nada, noppes. In de goed gemaakte televisieserie ‘Het verhaal van Nederland’ stelt presentator Daan Schuurmans bijvoorbeeld dat met de komst van die boeren de basis van onze beschaving wordt gelegd. Dat getuigt van een beperkt beeld van beschaving als het ‘stapelen van stenen’, terwijl voor mij beschaving veel meer geestelijk is. En jager-verzamelaars hebben evengoed normen en waarden als welke boer ook.

De Bandkeramische cultuur

Meer dan 7500 jaar geleden verspreidt de Bandkeramische cultuur zich in een paar honderd jaar in een gebied van Hongarije tot in het Parijse bekken. Deze samenleving doet ook een klein stukje aan van het gebied dat millennia later Nederland zou worden: het zuiden van Limburg. Geografisch gezien zijn zij Centraal-Europeanen. Hun taal, zeden en gewoonten, hun hele levenswijze, is voor ons tegenwoordig nauwelijks voor te stellen.

Natuurlijk zijn er veel zaken die wij herkennen in deze samenleving: ze hadden kunst, ze maakten fantastisch mooi aardewerk, ze hadden spannende mythen, ze waren technisch vernuftig en bouwden grote, mooie huizen. Ze kenden hitsige verliefdheid en grenzeloos verdriet. Ze voerden soms oorlog, maar hadden wetten en regels, gewoonten en tradities. Maar dat zijn allemaal algemeen menselijke kernmerken. Die zijn relevant voor ons allemaal.

Bandkeramisch aardewerk

Bandkeramisch aardewerk. Rijksmuseum van Oudheden, Leiden

Zou je een sterkere band met deze mensen voelen als je van hen afstamt? Dat maakt deze eerste boeren van Nederland wellicht nog interessanter. Maar genetisch hebben Nederlanders met Turkse roots evenveel of meer gemeen met Bandkeramische boeren als een autochtone Limburger. Want de verspreiding van de landbouw is meer dan het overnemen van een nieuwe bestaanseconomie. Het zijn de mensen zelf die verhuizen en steeds verder westelijk boerendorpen neerzetten. Zo injecteren die vroege boeren een grote hoeveelheid genetisch materiaal uit hun voorouderlijke samenlevingen, onder andere uit het huidige Turkije, in de Europese genenpool.

De Yamnaya-cultuur: de bron van onze taal

Moeten we dan een paar millennia later kijken voor de oorsprong van ‘onze’ cultuur? Onder archeologen geniet een bronstijd-migratie uit het Zwarte Zee-gebied die de Indo-Europese taal naar onze streken bracht, de laatste tijd veel aandacht. Die zogenoemde Yamnaya-samenleving zou rond 5000-4900 jaar geleden naar het westen migreren en een Indo-Europese taal naar onze streken meebrengen. Ook in het programma ‘Het verhaal van Nederland’ komt die migratie aan de orde. Maar het belang ervan voor de wording van onze cultuur valt mee. Hun taal zou voor ons alsnog vrijwel onverstaanbaar zijn. Mijn collega Quentin Bourgeois illustreert het treffend: luister naar Farsi, dat is ook zo’n taal. Probeer dan maar eens een goed gesprek te voeren.

En hun leefwereld en geesteswereld is even onherkenbaar als die van de Bandkeramische samenleving. Stel je een cultuur voor waarin de mensen hun kostbaarste bezittingen, zoals bronzen zwaarden en andere kostbaarheden structureel in (aan?) een moeras of rivier offeren. Dat is ver verwijderd van hoe wij met spullen omgaan. Doe dat maar eens met je horloge of je auto.

Cees, de steentijdman

Cees, de steentijdman uit de Touwbeker-cultuur

Genetisch materiaal

Maar wetenschappers denken dat niet alleen de oorsprong van onze taal, maar ook van een (deel van) ons genetisch materiaal door de Yamnaya-migratie wordt verklaard. Zij zijn dus onze voorouders. Waren ze dan evolutionair succesvoller dan de autochtone bevolking?

Een van de theorieën is dat ze zich door nomadische veeteelt en effectief gebruik van melk razendsnel konden verspreiden. Maar bij bestudering van aankoeksels in het aardewerk blijkt dat men in de Bandkeramiek ook al melkproducten gebruikte. De genetische mogelijkheid om melk te verteren begon haar verspreiding al ver vóór de de komst van de Yamnaya. Hoogstens is er sprake van een economische innovatie, waardoor Yamnaya-mensen een efficiëntieslag in de veeteelt konden maken.

Yamnaya-DNA wat is dat nu?

In dit soort scenario’s zorgt ons ‘dagelijkse’ begrip van de term ‘voorouders’ voor verwarring. Het bepalen van die voorouders is namelijk erg complex. Zeker als dat al zover teruggaat in de tijd
Voor de analyse van demografische herkomst kijken wetenschappers naar zogenoemd ‘junk DNA’. Dat zijn de overgrote delen van het DNA zonder duidelijke functie in de werking van het organisme. In dit geval een mens. Mutaties die daarin voorkomen, noemen wetenschappers Single Nucleotide Polymorphisms (een omzetting op één enkele positie in het DNA). Die mutaties zijn ‘neutraal’. Dat wil zeggen dat ze iemand geen evolutionair voordeel geven, maar ook geen nadeel. Die mutaties liften mee op migraties en andere grote demografische ontwikkelingen zonder die te beïnvloeden.

Functionele veranderingen worden wel evolutionair negatief of positief geselecteerd, en zullen dus of snel verdwijnen of zich als een olievlek verspreiden. Die kun je dus veel moeilijker aan herkomstpopulaties koppelen.

Volksverhuizingen

Het ‘Yamnaya-DNA’ uit de wetenschappelijke publicaties geeft dus geen evolutionair voordeel. Het is niet zo dat je er meer aan hebt dan aan ander DNA. En Nederlanders dragen ook jager-verzamelaar-DNA, Bandkeramisch-DNA, ja zelfs Neanderthaler-DNA bij zich. Bovendien waren mensen altijd al mobiel. Ook zonder de volksverhuizingen die tot de verbeelding spreken. Zo leefde er een individu met Arabische genen in de IJzertijd in Denemarken. En statistische analyse van die Single-Nucleotide-Polymorphisms suggereert dat Ötzi, de ijsmummie, een heel klein beetje ‘Yamnaya-DNA’ in zich had. Dat is interessant, want hij leefde eeuwen vóór de Yamnaya-migratie.

De samenlevingen in de Eurazië stonden waarschijnlijk altijd met elkaar in contact. DNA is dus altijd mobiel, ook al zijn menselijke culturen dat niet. Oftewel, die mutaties zijn helemaal niet gekoppeld aan de cultuur. Je kunt (een deel van) je Yamnaya-DNA geërfd hebben van mensen die helemaal geen Indo-Europese taal spraken en steppe-nomaden waren.

Voorouders

Tenslotte is er eenvoudige wiskunde. Per generatie neemt het aantal voorouders dat je hebt kwadratisch toe. Je hebt 2 ouders, 4 grootouders, 8 overgrootouders, 16 over-over…, 32, 64, 128, 256 en ga zo maar door. Dat betekent dat iedere Europeaan een paar eeuwen terug in de tijd miljoenen en miljoenen voorouders zou moeten hebben. Zo gezien stammen alle nu levende Europeanen af van Karel de Grote. Maar ook van alle tijdgenoten van Karel de Grote die zich succesvol voortgeplant hebben. Want je stamt uiteraard niet af van celibataire mensen, terwijl die misschien wel de belangrijkste rol speelden in de genese van de cultuur in de Middeleeuwen. En de Yamnaya’s leefden duizenden jaren vóór Karel de Grote. Vrijwel iedereen die zich in de bronstijd succesvol voortplantte, is dan dus de voorouder van vrijwel iedereen die nu leeft.

Je kunt dus de nadruk leggen op de voorouders die je leuk vindt. De Yamnaya bijvoorbeeld, of de Neanderthalers. Die vind ik dan weer cooler. Diegenen die je niet zo aardig vindt, zoals die (overgroot)opa die fout was in de oorlog, of de jager-verzamelaars die je minder interessant vindt, daar praat je gewoon snel overheen.

Stakeholderschap, cultuur en DNA

Juist het feit dat de wereld 2000, 5000 of 100.000 jaar geleden compleet anders was dan nu, is wat het verleden relevant maakt. De schier eindeloze manieren waarop mensen leefden, liefhadden, de enorme hoeveelheid verschillende soorten grafmonumenten die allemaal op een andere manier uitdrukking geven aan de grenzeloze droefenis van nabestaanden, de periodieke uitbarstingen van geweld. Daaraan geeft ‘Het Verhaal van Nederland’ heel mooi uitdrukking. De complexe verhouding tussen jager-verzamelaars en boeren bijvoorbeeld. De nadruk op Nederland, op de oorsprong van ‘ons’ is echter, zeker voor de prehistorie, contra-productief. Culturele verbondenheid is, zeker voor de prehistorie, gebaseerd op wishful thinking.

Genetische overeenkomst alleen is ook al geen goede basis om belanghebbenden (in managementspeak: stakeholders) te definiëren. De ontwikkelingen in de studie van prehistorisch DNA zijn super belangrijk. Ze laten ons grootschalige demografische processen reconstrueren. Maar voor het begrijpen van individuele herkomst of voorouders zijn ze maar beperkt, en met niet al te grote tijdsdiepte, bruikbaar.

Daarom moet je ook nooit in commerciële DNA-kits trappen die jouw geografische herkomst zullen verduidelijken. Hoogstens weet je dan in welk gebied, statistisch gezien, de huidige populatie nu enige genetische overeenkomst vertoont met één van jouw miljoenen voorouders. Daar heb je weinig aan. Hoogstens is je portemonnee wat lichter.

De prehistorie is relevant voor iedereen. Juist omdat hier de uitspraak ‘the past is a foreign country’ zo van toepassing is.

Fotocredits:

Hoofdfoto: Recreatie bij hunebed D8 in het natuurgebied De Strubben-Kniphorstbos, Drenthe. Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (document 551.168)

Bandkeramisch aardewerk. Bron: Rijksmuseum van Oudheden, Leiden.

Cees, de steentijdman uit de Touwbeker-cultuur (de cultuur waarin Yamanaya-DNA sterk in percentage toeneemt in de genenpool). Reconstructie op grond van een opgegraven skelet in Hoogwoud, Noord Holland. Kenneth Stamp – Martin Veen. (Via Wikimedia Commons)