Wie goed om zich heen kijkt (en luistert) valt gauw op dat in modern Nederland meertaligheid eerder de norm dan de afwijking is. Maar nieuw is dit nauwelijks, want ook al in de Middeleeuwen, toen het Nederlands voor het eerst op schrift verscheen, was meertaligheid onderdeel van het literaire en culturele leven.

Hoe deze alledaagse meertaligheid er exact uit heeft gezien, is moeilijk na te gaan. Niks gaat zo makkelijk verloren als het gesproken woord en ook navragen bij middeleeuwers zit er niet in. Wel hebben wetenschappers toegang tot de geschreven bronnen waarin de meertalige dimensies van de middeleeuwse literaire cultuur hun weerslag hebben gevonden. Lange tijd hebben onderzoekers zich vooral gericht op administratieve bronnen zoals oorkonden en rekeningen. Daarin wordt de opkomst van de volkstaal geleidelijk aan zichtbaar. Maar ook literaire bronnen met verhalen van verschillende aard bevatten meertalige sporen. Hoe gaan de auteurs van deze werken om met meertaligheid?

Een kruispunt van talen en culturen

Een goede zoekplaats voor meertalige teksten waarin op het verhaalniveau verschillende talen voorkomen, vormt het graafschap Vlaanderen. Dit gebied valt grofweg samen met de huidige Belgische provincies Oost- en West-Vlaanderen, maar besloeg ook delen van Zeeland, de provincie Antwerpen en tot aan halverwege de dertiende eeuw de Noord-Franse regio Artesië. Gedurende de Middeleeuwen was het graafschap deel van het Franse Koninkrijk en een belangrijk internationaal kruispunt binnen West-Europa. Mede dankzij steden als Brugge en Gent die zowel op cultureel als handelsvlak tot de meest ontwikkelde steden in heel Europa behoorden.

In Vlaanderen kwamen verschillende talen en culturen continu met elkaar in aanraking. Zo was er Latijn, de middeleeuwse wereldtaal die gebruikt werd in het onderwijs, het bestuur en uiteraard de kerk. Daarnaast was ook het Frans prominent aanwezig in de zuidelijke Nederlanden. In het bijzonder aan het Vlaamse hof waar het Frans de voertaal was voor zowel de administratie als handel en het culturele leven. De derde grote taal was het Nederlands, dat voor de meeste inwoners van het graafschap de moedertaal was. Gedurende de late Middeleeuwen nam die langzaamaan een plaats in naast Latijn en Frans als zowel literaire als geleerde taal.

Middeleeuws Duolingo

Uit de overgeleverde literatuur uit middeleeuws Vlaanderen blijkt dat deze drie grote talen ieder uit een eigen collectie van teksten en handschriften bestaan. Toch brengen auteurs soms binnen eenzelfde verhaal of verzamelhandschrift verschillende talen met elkaar in contact. Door naar enkele voorbeelden van deze meertalige werken te kijken, waarin het Frans en het Nederlands met elkaar verbonden zijn, ontstaat een beeld van de meertalige diversiteit van de laatmiddeleeuwse literatuur uit Vlaanderen. Bovendien laat die verbondenheid de verrijking zien van een literair werk.

Om van een meertalige tekst te kunnen genieten of leren, was het eerst noodzakelijk dat de lezer beide talen kon begrijpen. In de Middeleeuwen konden mensen op verschillende manieren Frans of Nederlands aanleren. Welgestelde burgers gaven hun kinderen een privédocent, die doorgaans een native speaker was van de te leren taal. Deze ouders stuurden hun kind ook wel naar het buitenland om daar de taal in de praktijk te leren. Een derde optie was taalonderwijs via zogenaamde ‘conversatieboeken’, taalgidsen met proefgesprekken. Het Livre des mestiers of Bouc vanden ambachten is hier een voorbeeld van. Sterker nog, dit veertiende-eeuwse boek uit Brugge is zelfs het vroegst overgeleverde voorbeeld van dit soort werken.

Oefengesprekken

Het Livre werd naar alle waarschijnlijkheid in eerste instantie gebruikt in stadsscholen waar kinderen naast rekenen en schrijven ook het Frans leerden. Als lesboek lijkt het echter minder op moderne schoolboeken, waarin grammatica en syntaxis centraal staan. Het boek is eerder een soort middeleeuws Duolingo: taal wordt namelijk zin-voor-zin aangeleerd via oefengesprekjes die speciaal zijn afgestemd op het milieu waarin de gebruikers van het boek later actief zullen zijn.

In het geval van het Livre is dat de internationale handel. Spannend aan dit specifieke conversatieboek is vooral het tweede gedeelte. Dit bestaat uit een alfabetische lijst van allerlei figuren die in middeleeuws Brugge een rijke verzameling aan beroepen (‘ambachten’) uitoefenden. Zo wordt taal op een speelse en praktisch toepasbare manier aangeleerd, en wel zo dat het boekje zowel gebruikt kan worden door Nederlandstalige sprekers om Frans te leren en andersom.

Livre des mestiers

De opening van het Livre des mestiers, een Frans-Nederlands conversatieboek uit middeleeuws Brugge. Bibliothèque nationale de France, Parijs, MS Néerl. 16, fol. 1r.

Spelen met tweetaligheid

Wisselen tussen Frans en Nederlands speelt tevens een rol in het Geraardsbergse handschrift, het tweede deel van een Vlaams verzamelhandschrift dat gemaakt was door een beroepskopiist in de stad Geraardsbergen. Ook dit handschrift was, net als het Livre, bedoeld in een stedelijke context, maar vanuit een geheel ander perspectief. Het handschrift bestaat uit een verzameling korte tekstjes die niet bedoeld waren om als collectie te lezen, maar om afzonderlijk elders op te schrijven. Bijvoorbeeld als inscripties op muren of kunstwerken, of als raadsels of talige spelletjes op losse stukken perkament.

Een voorbeeld van zo’n talig spelletje is tekst 20 uit dit handschrift, dat eruit ziet als een Frans-Nederlandse diagramtekst:

Frans-Nederlandse diagramtekst

Deze tekst bestaat uit twee zogenaamde ‘tekstbomen’, elk met hun eigen wortelen (‘pour’ en ‘willic’), takken (de tussengeplaatste letters) en toppen (‘avoir’ en ‘oghen’). Het meertalige spel bestaat uit de leeswijze die de auteur voor ogen gehad, namelijk om eerst de bovenste takken te volgen en vervolgens de onderste. Dat samenspel van werkwoord en onderwerp leidt tot de meertalige zinnen:

Pour plus savoir willic my poghen
Pour mieulx avoir willic ghedochten

Om meer te weten te komen, wil ik meer moeite doen.
Om betere dingen te hebben, wil ik meer doorstaan.

In dit korte voorbeeld is duidelijk te zien hoe auteurs bewust talen met elkaar combineerden, en dit bovendien visueel ondersteunden. Zo gaven zij extra dimensies aan de inhoud van een tekst.

Geraardsbergen

Frans-Nederlandse diagramtekst uit het Geraardsbergse handschrift. Koninklijke Bibliotheek Albert I, Brussel, MS 837-45, fol. 111v.

Frans geblaf en gespot: Van den vos Reynaerde

Het soort literair spel in de Geraardsbergse diagramtekst is een bescheiden manier om een korte spreuk wat op te fleuren. Maar naast die esthetische betekenisvermeerdering kan een auteur meertaligheid ook inzetten als middel voor sociale kritiek. Geen andere Middelnederlandse tekst doet dit zo vaak en intrigerend als de beroemde dierenepos Van den vos Reynaerde. Tweemaal in de tekst gebruikt de schrijver onder het pseudoniem ‘Willem die Madocke maecte’ hiertoe het Frans.

Het eerste voorbeeld betreft het hondje dat zeer treffend de Franse naam ‘Cortoys’ (‘Hoofs’) draagt en op de hofdag aan het begin van het verhaal Reynaert ervan beschuldigt een worst van hem te hebben gestolen. Deze beschuldiging uit hij toepasselijk ‘in Francsoys’, met als doel intelligenter en sociaal verfijnder over te komen dan de overige nobele dieren aan het hof. Hierdoor ontstaat niet alleen een pijnlijk contrast tussen Cortoys’ verschijning en werkelijk handelen, maar ook een beeld van sociale kritiek voor de lezer. Die zou die in het blaffende hondje ongetwijfeld menig Vlaamse aristocraat herkennen. De voertaal aan het Vlaamse hof was immers Frans.

Twee lagen

In het tweede voorbeeld is het Reynaert die het Frans in de mond neemt en ook ditmaal is het de Franstalige adel in Vlaanderen die op de achtergrond lijkt mee te spelen. Na de hofdag besluiten de dieren om Bruun de beer op pad te sturen om de listige Reynaert naar het hof te halen. Bruun slaagt hier echter geenszins in. Reynaert leidt hem met een list om de tuin en de beer wordt zwaar mishandeld door een groep bewoners van een nabijgelegen dorp. Bruun weet ternauwernood te ontsnappen en belandt bebloed en vernederd aan de kant van een rivier, waar Reynaert hem weer opzoekt.

Doordat Bruuns hoofd en poten rood van het bloed zijn, zegt Reynaert grappend dat Bruun lijkt op een priester. Die droegen immers rode keppeltjes en handschoenen. Deze begroeting is echter in het Frans: ‘Siere priester, dieu vo saut!’ (‘Waarde priester, moge God u beschermen’). Ook deze zin bevat twee lagen. Enerzijds schept de auteur een contrast tussen hoe Bruun zich daadwerkelijk voelt en de wijze waarop hij wordt aangesproken. Anderzijds presenteert hij Reynaert als een Franssprekende edele die meer aandacht heeft voor zijn verfijnde begroeting dan het leed van zijn medehoveling.

Bruun

Reynaert bespot de gewonde Bruun de beer. Allaert van Everdingen, 1665-1675 (Rijksmuseum, RP-P-OB-50.458).

Meertaligheid in meervoud

Deze voorbeelden zijn slechts een greep uit de meertalige vijver waarin een diverse verzameling vissen rondzwemt. Ze laten zien dat binnen multiculturele, meertalige samenlevingen zoals die van middeleeuws Vlaanderen, auteurs de combinatie van verschillende talen bewust inzetten als middel van kennisverwerving, literaire en esthetische verrijking en sociale kritiek. Meertaligheid was een prominent aspect van de Middeleeuwen en van niet geringe invloed op de geschiedenis van de Nederlandse taal en literatuur. De diverse klanken van die meertaligheid zijn vandaag de dag nog altijd hoorbaar.

Fotocredits:
Hoofdfoto/ Afb. 1: De oudst overgeleverde kaart van Vlaanderen (1452) uit een Italiaanse vertaling van een Vlaamse kroniek. Openbare Bibliotheek, Brugge, MS 685, fols 208v-209r.

Afb. 2: De opening van het Livre des mestiers, een Frans-Nederlands conversatieboek uit middeleeuws Brugge. Bibliothèque nationale de France, Parijs, MS Néerl. 16, fol. 1r.

Afb. 3: Frans-Nederlandse diagramtekst uit het Geraardsbergse handschrift. Koninklijke Bibliotheek Albert I, Brussel, MS 837-45, fol. 111v.

Afb. 4: Reynaert bespot de gewonde Bruun de beer. Allaert van Everdingen, 1665-1675 (Rijksmuseum, RP-P-OB-50.458).