Moet God met ‘Hij’ of ‘hij’ worden aangesproken? Deze kwestie kwam in het nieuws dankzij een open brief van een groep religiewetenschappers en theologen uit bestuur van de Vrouwensynode en de Nederlandse afdeling van de European Society of Women in Theological Research. Zij leveren kritiek op de volgens hen weinig inclusieve taalkeuzes voor een aankomende nieuwe protestantse Bijbelvertaling, de NBV21. Maar wat is er eigenlijk mis met ‘Hij’? En hoe kunnen we deze discussie over een inclusief Godsbeeld in historisch perspectief begrijpen?

De briefschrijvers hebben niet alleen kritiek op het zogenaamde ‘eerbiedskapitaal’: de hoofdletter in ‘Hij’, die volgens hen de mannelijkheid van God benadrukt. Ze hebben ook bezwaar tegen het gebruik van ‘HEER’ voor God. In de brief stellen ze dat het een schadelijk patriarchaal Godsbeeld in stand houdt. Dit doet volgens hen geen recht aan recente inzichten uit de feministische theologie en religiewetenschap.

Een van de ondertekenaars, prof. dr. Heleen Zorgdrager, legt aan de NOS uit dat de kritiek deel is van een bredere discussie. Die gaat ook om de taal in bijvoorbeeld preken en gebeden. ‘Neem je iedereen mee in je taal en beeld? Wij zeggen helemaal niet ‘gebruik nooit meer de Heer’, maar zorg dat er een breed spectrum is van beelden. Dat God niet mannelijk of vrouwelijk is, maar boven onze beelden uitgaat.’

Recente inzichten uit de feministische theologie zijn belangrijk voor de discussie. Maar daarnaast hadden de briefschrijvers hun punt ook kunnen ondersteunen door naar een lange christelijke traditie van zowel mannelijke als vrouwelijke Godsbeelden te verwijzen. Dit is namelijk niet iets wat pas onder invloed van het moderne feminisme is ontstaan. In de middeleeuwen had God al vele gedaanten.

Verschillende rollen van God

Het christendom kent een lange traditie waarin de gelovige zich God en Christus in verschillende gedaanten kan voorstellen. Veel van die ‘rollen’ hebben een Bijbelse oorsprong. Zo verschijnt Christus in het Nieuwe Testament aan de Emmaüsgangers in de gedaante van een pelgrim. Het oudtestamentische Hooglied is een liefdesdialoog tussen een bruid en bruidegom, waarbij de laatste volgens de vroegchristelijke uitleg voor God stond.

Vanaf de twaalfde eeuw nam het palet aan rollen toe. De Bourgondische abt en mysticus Bernardus van Clairvaux zei in zijn preken over het Hooglied dat God aan verschillende mensen in verschillende gedaanten verschijnt, naargelang de smaak en behoeftes van de ziel. Zo verschijnt hij ‘nu eens als het evenbeeld van een schuchtere bruidegom die de heimelijke omhelzingen van de heilige ziel nastreeft, en zich op kussen verheugt; dan weer verschijnt hij als een arts met olie en zalven, ongetwijfeld vanwege de tere en zwakke zielen die nog steeds kompressen en medicijnen nodig hebben.’

Christus als apotheker

Christus als apotheker, afgebeeld in de Chants royaux sur la conception couronnee du Puy du Rouen, begin 16de eeuw. Bibliothèque nationale de France in Parijs, MS Francais 1537, fol. 82 v.

Een nieuw publiek

Deze beeldrijke vorm van spiritualiteit begon in het mannenklooster, maar bleek al snel ook aan te slaan bij religieuze vrouwen en bij leken. Beide groepen waren in de late middeleeuwen in toenemende mate deelnemers aan het spirituele leven, zeker in de Lage Landen. Het aantal vrouwenkloosters nam toe. In de steden ontstond een geletterde burgerij en kwamen begijnhoven op. Hier leidden vrouwen een religieus leven en stonden tegelijkertijd midden in de samenleving.

Deze nieuwe groepen hadden behoefte aan religieuze teksten in de volkstaal, met een breed scala aan Godsbeelden. Een voorbeeld is het Boec der minnen, een traktaat gericht aan religieuze vrouwen. Het beschrijft elf opeenvolgende rollen waarin God de menselijke ziel bezoekt: als gast, pelgrim, koopman, landbouwer, geneesheer, strijder, leermeester, koning, herder, broeder en uiteindelijk als bruidegom.

Christus als de Goede Herder

Christus als de Goede Herder, Meester van het Amsterdamse Kabinet, Duitsland, late 15de eeuw. Rijksmuseum in Amsterdam

Jezus als moeder

De hiervoor beschreven gedaanten van God zijn allemaal mannelijk of niet duidelijk aan één gender verbonden. Mannelijke gedaanten hebben in de Bijbel de overhand. De nieuwe rollen die auteurs van religieuze teksten in de patriarchale middeleeuwse samenleving bedachten, waren ook meestal mannelijk. Toch behelsde het gevarieerde Godsbeeld ook vrouwelijke gedaanten.

Een voorbeeld hiervan is bekend geworden door een boek van de Amerikaanse religiehistoricus Caroline Walker Bynum, getiteld Jesus as Mother. In het Oude Testament verwijst God meermaals naar zichzelf als moeder. Dit beeld groeide in populariteit in het twaalfde-eeuwse kloostermilieu. Monniken hadden behoefte aan een nieuw beeld van autoriteit, waarbij het niet alleen om God maar bijvoorbeeld ook om abten en bisschoppen ging. Naast strenge, vaderlijke eigenschappen dichtten zij autoriteitsfiguren ook liefdevolle, moederlijke eigenschappen toe. Achter het verlangen naar vrouwelijke gedaanten zat dus een vrij stereotiep beeld van genderrollen.

De in Italië geboren theoloog Anselmus van Canterbury verwoordde dit verlangen op beeldrijke wijze in een gebed: ‘Maar jij, Jezus, goede heer, ben je niet ook een moeder? Ben je niet de moeder die, zoals een hen, haar kuikens onder haar vleugels verzamelt?’

Borsten en baarmoeders

Bernardus van Clairvaux schreef ook over het moederschap van God en benadrukte diens voedende rol. Hij gebruikte hiervoor het beeld van Gods borsten, waar zoete genade uit vloeit. In middeleeuwse mystieke en theologische teksten, zoals de laat dertiende-eeuwse Stimulus amoris geschreven door de Franciscaan Jacobus van Milaan, vinden we ook het idee dat Christus een baarmoeder heeft. Deze werd soms gelijkgesteld aan zijn hart, die de gelovige zou kunnen binnengaan via de zijdewond die tijdens de kruisiging was aangebracht.

De oorsprong van deze beelden ligt bij mannelijke theologen. Toch werkte de laatmiddeleeuwse Engelse mystica Juliana van Norwich het moederlijke Godsbeeld het meest uit. Zij beschreef de persoonlijke relatie tot God in termen van zwangerschap, bevalling, zogen en opvoeding. Zo schreef ze bijvoorbeeld: ‘Onze Heiland is onze ware Moeder in wie we eindeloos geboren worden en uit wie we nooit zullen komen.’

De voorspraak van Christus en Maria

De voorspraak van Christus en Maria, toegeschreven aan Lorenzo Monaco (Piero di Giovanni), c. 1400. Metropolitan Museum of Art, New York

Visuele cultuur

Deze vrouwelijk Godsbeelden vinden we niet alleen in theologische en devotionele geschriften. Ze zijn ook overgeleverd in de visuele cultuur van de middeleeuwen. De voedende rol van Christus komt naar voren in afbeeldingen die een parallel laten zien tussen het bloed uit zijn zijdewond en de melk uit de borst van Maria. Dit was een logische associatie voor de middeleeuwer, omdat men dacht dat moedermelk een vorm van bloed was. Op een Italiaans schilderij zien we Christus en Maria die God de Vader om genade vragen voor acht zielen, die als kleinere figuren zijn afgebeeld. Christus wijst met een hand naar zijn zijdewond, en met zijn andere hand naar Maria’s borst. Beide hebben een voedende en helende functie.

Waar het bij de borsten om een parallel ging, werd de barende functie van Christus explicieter afgebeeld. In een Bible moralisée (een soort plaatjesbijbel) zien we een figuur uit de zijdewond van de gekruisigde Christus komen. Dit is een personificatie van de Kerk, die door Christus wordt gebaard. Middeleeuwse afbeeldingen van de zijdewond vertonen wel vaker overeenkomsten met de vorm van een vulva.

Hij en zij

In de middeleeuwen was er dus al een breed scala aan Godsbeelden, met mannelijke en vrouwelijke gedaanten. De beeldende kunst toont aan dat mannelijke en vrouwelijke aspecten door elkaar heen konden lopen. Middeleeuwse theologen wisten al: God valt niet in één beeld of één gender te vangen. De kritiek op het mannelijke taalgebruik in de nieuwe Bijbelvertaling komt dus niet uit de lucht vallen, maar staat in een lange christelijke traditie.

De Kerk wordt geboren

De Kerk wordt geboren uit Christus’ zijdewond, afgebeeld in een Bible moralisée, Parijs, 1225. Österreichische Nationalbibliothek, Wenen, Cod. 2554

Fotocredits:
Hoofdfoto: Christus als Man van Smarten (detail), Geertgen tot Sint Jans, 1480-1490. Museum Catharijneconvent in Utrecht. (Foto: Ruben de Heer, met toestemming gebruikt)

Christus als apotheker, afgebeeld in de Chants royaux sur la conception couronnee du Puy du Rouen, begin 16de eeuw. Bibliothèque nationale de France in Parijs, MS Francais 1537, fol. 82 v.

Christus als de Goede Herder, Meester van het Amsterdamse Kabinet, Duitsland, late 15de eeuw. Rijksmuseum in Amsterdam.

De voorspraak van Christus en Maria, toegeschreven aan Lorenzo Monaco (Piero di Giovanni), c. 1400. Metropolitan Museum of Art, New York.

De Kerk wordt geboren uit Christus’ zijdewond, afgebeeld in een Bible moralisée, Parijs, 1225. Österreichische Nationalbibliothek, Wenen, Cod. 2554.