Het EK Allround telt vier afstanden, die iedere schaatser in dezelfde volgorde moet schaatsen. De langste afstand (5 km bij de vrouwen, 10 km bij de mannen) komt als laatste. Alleen de beste acht mannen en vrouwen mogen starten op de slotafstand. Maar de manier waarop die selectie tot stand komt, leidt nogal eens tot ontevredenheid bij de schaatsers. Hoe kan dit beter?

De Canadese schaatster Ivanie Blondin was gefrustreerd toen ze bij het WK Allround in 2019 niet de kans kreeg om  de slotafstand te rijden. In haar eigen Calgary nog wel. Op die 5 kilometer had ze immers nog de kans om haar zesde plek in het klassement om te zetten naar wellicht zelfs een podiumplaats. Er mochten acht schaatsters starten, en zij stond inderdaad bij de top 8. Toch werd ze gepasseerd door twee concurrentes die lager stonden dan zij, omdat die beter hadden gepresteerd op de 3 kilometer de dag ervoor. Daardoor waren zij hoger ingeschaald dan de Canadese. De kans van Blondin op een podiumplek was verkeken.

Dit weekend is het EK Allround in Heerenveen. Het is het enige internationale allroundtoernooi van dit jaar, als aftrap van de schaatsmaand van de ISU in Thialf . Bij de vrouwen en de mannen staan er 20 deelnemers aan de start. Die rijden allen eerst een 500, 3000 (v) / 5000 (m) en een 1500 meter. Daarna wordt bepaald welke acht schaatsers de afsluitende 5000 (v) / 10.000 (m) rijden. Deze selectie, veelbesproken door de commentatoren, wordt als volgt gemaakt:

  • Stap A: Een schaatser die zowel in het klassement als op de 3 of 5 kilometer in de top 8 eindigde, mag starten.
  • Stap B: Van de overige schaatsers in de top 16 van het klassement wordt een ranking gemaakt op basis van hun beste resultaat uit de 3 of 5 km en de tussenstand. Uit die groep komen de overige schaatsers voor de slotafstand.

Andere selectiemethode

De Canadese Blondin was in Calgary zesde, met een negende plek op de 3 kilometer. Nummer 7, de Wit-Russische Marina Zoejeva was ook zevende op de 3 kilometer. De Canadese Isabelle Weidemann (nr. 10) en Russische Natalia Voronina (nr. 9) stonden buiten de top 10, maar waren respectievelijk derde en vijfde geworden op de 3 kilometer. Een beter resultaat, waardoor zij uitkwamen op de 5 kilometer en Blondin automatisch negende werd in het eindklassement. Kan het ook anders, eerlijker, beter?

Tot 2013 mochten er nog 12 schaatsers aan de start van de slotafstand verschijnen. Dit maakt het mogelijk om verschillende selectiemethodes met elkaar te vergelijken. Wat gebeurt er als je gewoon de top 8 na 3 afstanden laat starten, of meer aandacht hebt voor de goede 3 kilometerschaatsers, of als eis stelt dat een schaatser in de top 12 moet staan in plaats van top 16?

Gebruikmakend van de WK’s in de jaren 1999-2012, zijn tal van mogelijke selecties getest op de volgende twee criteria:

  • T: Hoeveel schaatsers uit de uiteindelijke top-8, zouden zijn geselecteerd na 3 afstanden?: Hoe ver zit de selectie verwijderd van de top 8?
  • v: Hoe ver zit de selectie verwijderd van de top 8?

Voorbeeld:
Na 3 afstanden selecteer je 8 schaatsers, die uiteindelijk top 7 en nummer 10 eindigen, dan scoort die selectie T=7 en v=2.  Het verschil tussen 8 en 10 is 2. Kijkend naar de mannen en de vrouwen, dan miste de huidige selectiemethode gemiddeld 0,7 schaatsers van de werkelijke top 8 per toernooi, met een v van bijna 2. Dat lijkt misschien niet veel, maar bijna alle alternatieven scoren beter op zowel de T-score als de v. Een alternatief dat over al deze jaren genomen bij zowel de mannen en vrouwen goed scoort, heeft een andere Stap A en een subtiele wijziging in Stap B.

Som van de waarden

In stap A kwalificeert de top 6 zich automatisch voor de slotafstand. Bij stap B wordt de ranking, in plaats op basis van de het beste resultaat uit de 3 en 5 km en de tussenstand, gebaseerd op de som van deze twee waarden. Met deze selectiemethode, ontbreekt er in minder dan de helft van de gevallen een schaatser uit de top 8 en ligt de v op ongeveer 1. Dus twee keer zo goed als bij de huidige methode.

Op basis van deze alternatieve selectie zou in de jaren sinds 2013, dus na de invoering van slechts acht schaatsers op de langste afstand, in bijna elk jaar wel een wijziging geweest ten opzichte van de daadwerkelijke race. In het geval van Ivanie Blondin in 2019 was zij wél en Voronina níet geselecteerd. Voronina reed uiteindelijk op de afsluitende 5 kilometer een teleurstellende de tijd en eindigde als zesde, en daardoor in de eindstand als achtste en laatste van de top 8.

Tweet Blondin

Snelle allrounders

In het algemeen werkt deze regel beter voor de iets snellere allrounders, terwijl de stayers in het huidige systeem in het voordeel zijn. De commentatoren verwijzen niet voor niets vaak naar de Beckert-regel, vernoemd naar de Duitse stayers Stephanie en Patrick Beckert. Zij plaatsten zich door hun goede 3 en 5 kilometer vaak voor de slotafstand, terwijl ze rond plek 15 stonden in het klassement.

Jan Blokhuijsen is zo’n allrounder die in het verleden de 10 kilometer op een WK is misgelopen. Bij het afgelopen NK plaatste Esmee Visser zich voor de 5 kilometer, ondanks haar haast onoverbrugbare achterstand in het klassement tegenover de andere deelneemsters. Een achterstand die ze ook niet meer goed kon maken.

Extra spanning

Naast de voordelen op het gebied van eerlijkheid, zorgt het alternatief ook voor extra spanning. Een schaatser kan nu, met een goed resultaat op de een na langste afstand op zak, de 1500 meter enigszins op reserve rijden. In het voorgestelde alternatief is het wel van belang dat hij zijn plek in het klassement voldoende verdedigt, anders word hij alsnog gepasseerd door een concurrent die wat op kan schuiven in het klassement.

Kortom, als de ISU werkelijk wil dat de eindranking een weerspiegeling is van de krachtsverhoudingen in het allround-weekend, zou de organisatie er goed aan doen om hun reglementen aan te passen. Niet de hoogste pieken, maar de som der delen, maakt een goed allrounder.

Hoofdfoto: Thialf stadion, Heerenveen (Wytse Kloosterman via Flickr)