Jager-verzamelaars en de eerste boeren komen niet eens voor in de Canon van de Nederlandse geschiedenis. Die begint 5000 jaar geleden bij de hunebedden. Gek genoeg slaat de Canon daarmee het allerbelangrijkste moment uit de geschiedenis over. Vanaf 12.000 jaar geleden begon de mensheid namelijk aan de meest ingrijpende verandering in haar geschiedenis: we begonnen met landbouw. In Nederland zien we 7600 jaar geleden de eerste boerendorpen ontstaan. Dat wordt vaak gezien als Grote Vooruitgang. Maar op die visie is heel wat aan te merken. Voor veel betrokkenen leidde landbouw vooral tot meer ellende. Dat men er toch mee doorging heeft, denk ik, een evolutionair element.

Wij, moderne mensen, leefden het grootste deel van onze geschiedenis van voedsel dat we vonden in de natuur. We zaaiden en oogstten geen gewassen, maar verzamelden noten, vruchten, knollen en wortels. We fokten geen huisdieren, maar joegen, visten en verzamelden schelpdieren en insecten.

Jager-verzamelaars zijn meestal nomadisch. Als ze op een plek zouden leven, zou de voedselvoorraad in de omgeving snel uitgeput zijn. Ze trokken daarom van kamp naar kamp. Omdat men zoveel moest reizen, hadden ze relatief weinig spullen en bouwden meestal geen gebouwen of monumenten. Vaak vinden we van jager-verzamelaars slechts kleine vuursteentjes en als we geluk hebben wat haardkuilen of botafval. Op het eerste gezicht spreekt dat niet zo tot de verbeelding. Misschien dat ze daarom niet in de Canon zijn opgenomen.

Voedselvoorziening

De voedselvoorziening van jager-verzamelaars was op het eerste gezicht onzekerder dan die van boeren. Als de jacht onsuccesvol was, dan was er geen vlees te eten. En dat was regelmatig het geval. Dit weten we door onderzoek naar hedendaagse jager-verzamelaars. Want ook nu leven die in afgelegen streken als de Kalahari en delen van Oost-Afrika. Bij sommige van die groepen is 97 procent van de jachtexpedities onsuccesvol.

Lijden die mensen dan constant honger? Nee, natuurlijk niet. Ze verzamelen ook planten, halen bijennesten leeg en ze zetten strikken voor klein wild. Ze eten veel meer dan alleen groot jachtwild en hebben daardoor een stabiele voedselvoorziening. In de meeste streken is plantaardig voedsel verantwoordelijk voor het overgrote deel van de calorieën. Daarnaast kunnen mensen vooruit plannen en voedsel opslaan. Ze kunnen bijvoorbeeld vlees fermenteren, drogen en roken. Tenslotte leven hedendaagse jager-verzamelaars in marginale gebieden. De vruchtbaarste gebieden zijn de afgelopen paar duizend jaar geleidelijk ingepikt door boeren. In de prehistorie was het leven van jager-verzamelaars zo slecht nog niet.

Hadza jager-verzamelaar

Hadza jager-verzamelaar uit Tanzania. (Foto: A_Peach via Flickr)

Boeren: korter leven en meer ziek

We zien landbouw als voorwaarde voor het ontstaan van klassieke beschavingen. Met landbouw wordt de voedselvoorziening betrouwbaarder en groter. Men kon op een vaste plek gaan leven in dorpen, en later steden. Doordat er steeds meer voedsel kwam, konden sommige mensen zich full-time met andere zaken bezighouden. Ze ontwikkelden vaardigheden zoals het produceren van aardewerk en later het bewerken van metaal. Maar dit beeld is te eenzijdig en lang niet overal ter wereld van toepassing.

We vergapen ons te gemakkelijk aan de piramides, paleizen en villa’s van de lucky few en bezien het boerenbestaan dus door een roze bril. Maar wat blijkt? Als we de gezondheid van prehistorische jager-verzamelaars vergelijken met die van de eerste boeren in dezelfde regio, dan zien we meestal dat de boeren een lagere levensverwachting hadden dan jager-verzamelaars. En ze waren duidelijk ongezonder.

Er zijn meerdere oorzaken voor dit patroon. Ten eerste is het dieet veel minder afwisselend. In plaats van een heel scala aan wilde planten en dieren wordt het dieet van de eerste boeren gedomineerd door een paar gewassen en vaak een kleine hoeveelheid vlees van vee.
Daarnaast is de veehouderij niet alleen maar een bron van vlees. Die is ook een bron van enge ziektes. Een groot aantal besmettelijke ziektes is van vee overgesprongen op de mens.
En tenslotte is wonen op een vaste plek zo ongeveer het stomste wat je kunt doen. Je woont nu permanent bovenop je eigen afval én je uitwerpselen. De gevolgen laten zich raden.

Shubayqa

Hut in één van de alleroudste dorpen ter wereld (14.400 jaar oud), bewoond door jager-verzamelaars: Shubayqa 1 in Jordanië. Uit Arranz-Otagui et al. 2018, PNAS 115: 7925-7930. CC BY-NC-ND

Waarom gaat men dan boeren?

De vroegste landbouw ontstaat in het Nabije Oosten rond 12.000 jaar geleden. Maar men gaat niet van de ene op de andere dag boeren. Het proces is heel geleidelijk. In het Nabije Oosten neemt al tijdens de laatste ijstijd de bevolkingsgrootte toe, daardoor worden territoria kleiner. Uiteindelijk ontstaan zelfs dorpjes. Men moet dus meer mensen voeden van een steeds kleiner gebied. Doordat mensen niet meer nomadisch leven, zijn de meest aantrekkelijke voedselbronnen snel uitgeput. Daardoor gaan ze steeds intensiever steeds meer voedselbronnen aanspreken. Zelfs voedselbronnen die eigenlijk alleen een desperaat iemand zou exploiteren. Want wie gaat er nu graszaadjes verzamelen om een maaltijd bijeen te sprokkelen? Toch is dat precies wat er gebeurt met wilde granen.

Mensen gingen zich ook met de groei van die granen bemoeien, bijvoorbeeld door andere planten eruit te wieden. Dat is helemaal niet revolutionair. Jager-verzamelaars overal ter wereld bemoeien zich met de natuur, door bijvoorbeeld vegetatie plat te branden zodat jonge plantengroei ontstaat die wild aantrekt. En jager-verzamelaars weten ook echt wel dat uit zaadjes planten groeien. Het akkeren begon dus eigenlijk bijna onmerkbaar, doordat men gedurende honderden jaren steeds intensiever wilde granen ging verzorgen en uiteindelijk ook zelf planten. En toen men eenmaal bezig was, was er geen weg terug.

Landbouw heeft namelijk één evolutionair voordeel ten opzichte van jagen en verzamelen. Doordat mensen niet meer nomadisch leven, hebben vrouwen meer energie over voor voortplanting. Bij boeren neemt het interbirth-interval af en een sterke bevolkingstoename is het gevolg. Met een nóg grotere bevolking kom je simpelweg niet meer rond van jagen en verzamelen, ook al is de kwaliteit van leven er enorm op achteruit gegaan. Met landbouw kunnen dus meer mensen ongelukkiger leven. En evolutie kijkt niet naar kwaliteit van leven, alleen naar succesvolle voortplanting.

Verkoold graan

Verkoolde korrels van naakte gerst, gevonden op de Hazendonk, een vindplaats van vroege boeren in de Alblasserwaard. Foto uit W.A. Out, 2009: Sowing the seed? Human impact and plant subsistence in Dutch wetlands during the Late Mesolithic and Early and Middle Neolithic (5500 – 3400 BC), Dissertatie Universiteit Leiden.

Kolonisatie en assimilatie

De landbouw verspreidt zich snel. Soms door kolonisatie: de uitdijende landbouwbevolking verkast naar nieuwe gebieden. Jager-verzamelaars worden wellicht in die groepen geassimileerd, trekken verder, of worden met geweld verdreven. Soms nemen jager-verzamelaars landbouwmethoden over. Blijkbaar zien sommigen toch grote voordelen of ze realiseren zich de nadelen niet. Maar in sommige streken blijft men jagen en verzamelen.

In mijn onderzoek interesseer ik me voor gebieden waar de landbouw zich juist niet snel naartoe verspreidt. En juist mijn onderzoeksgebied Zuid-Afrika, maar ook Nederland, laten situaties zien waar de voordelen van landbouw in ieder geval lange tijd niet doorslaggevend bleken. In Nederland bijvoorbeeld duurde het meer dan duizend jaar voordat alle jager-verzamelaars boer werden. In volgende blogs zal ik daarop ingaan.

Al met al lijkt de grondslag van de huidige bestaanseconomie, de landbouw, in haar geschiedenis dus een bron van veel ellende. Maar was ook de noodzakelijke voorwaarde voor de snelle bevolkingsgroei die de recente geschiedenis van onze soort kenmerkt.

Fotocredits:
Hoofdfoto: Çatalhöyük na de eerste opgravingen door James Mellaart en zijn team (Foto: Omar Hoftun via Wikimedia Commons).

Foto: Hadza jager-verzamelaar uit Tanzania (A_Peach via Flickr)

Foto: Hut in één van de alleroudste dorpen ter wereld (14.400 jaar oud), bewoond door jager-verzamelaars: Shubayqa 1 in Jordanië. Uit Arranz-Otagui et al. 2018, PNAS 115: 7925-7930. CC BY-NC-ND.

Foto: Verkoolde korrels van naakte gerst, gevonden op de Hazendonk, een vindplaats van vroege boeren in de Alblasserwaard. Foto uit W.A. Out, 2009: Sowing the seed? Human impact and plant subsistence in Dutch wetlands during the Late Mesolithic and Early and Middle Neolithic (5500 – 3400 BC), Dissertatie Universiteit Leiden.