De ’traditionele’ Japanse krijgskunsten en opleidingen Japans danken hun grote belangstelling aan films, manga, en de Anton Geesink-Pokémon, blogt Japan-kenner Aafke van Ewijk.
In Japan zijn alle ogen gericht op de kunstschaatsers tijdens de Olympische Winterspelen in Pyeongchang. Ondertussen stemmen Japanse leerlingen van de basisschool nu al op hun favoriete mascotte voor de Zomerspelen in Tokio. Tijdens de Spelen van 2020 is voor het eerst karate te zien. Karate is de krijgskunst die mij inspireerde om Japans te gaan studeren.
Sugata Sanshiro, de hoofdpersoon uit de gelijknamige debuutfilm van de Japanse filmregisseur Kurosawa Akira (1943), ziet hoe een judoleraar met groot gemak de oude garde, een groepje beoefenaars van ju-jutsu, verslaat. Zijn besluit staat vast. Voortaan wil hij deze meester volgen, nog niet wetende wat de judoleraar werkelijk superieur maakt: zijn morele instelling. Door onorthodoxe methoden, zoals een nachtelijk verblijf in een vijver, verandert Sanshiro van een koppige jongeman in een verantwoordelijke judoka.
Het woord Judo is een samenstelling van twee woorden. Ju (wat men in Japan uitspreekt als ‘djuu’) betekent ‘flexibel’, of ‘soepel’. Do (‘de weg’) symboliseert in deze context een moderne, holistische benadering van vechttechnieken, fysieke fitheid en morele opvoeding. De verzamelnaam voor deze sporten is budo, de weg van de krijger en de krijgskunst. Budo is vanaf het begin van de twintigste eeuw een manier om jonge burgers gezond en krijgshaftig te maken. Maar budo leent zich evengoed voor het prediken van vrede en het kweken van respect.
Bushido
De termen budo en bushido worden maar al te vaak verward in het Westen. Een bushi is een krijger of een lid van de samurai-stand, een erfelijke titel. De boeken Hagakure (vroege achttiende eeuw) en Bushido: the soul of Japan (Nitobe Inazo, 1899) vinden nog steeds gretig aftrek bij beoefenaars van budo. De verklaringen die Nitobe Inazo in zijn boek geeft van de Japanse ziel, werden in het Westen feestelijk onthaald. Romans over samuraihelden als Miyamoto Musashi (Musashi, Yoshikawa Eiji, 1935) hadden in de jaren tachtig en negentig in de Engelse vertaling groot succes. Hagakure is geschreven in de Edo-periode (1600-1868). In die tijd droegen de samurai nog wel zwaarden, maar legden zich voornamelijk toe op het besturen van het land en boekhouden. Bushido is volgens dit boek de erecode van de samurai, en benadrukt loyaliteit en de bereidheid om te sterven voor je heer.
Dit bushido-ideaal werd aan het begin van de twintigste eeuw afgestoft en gepropageerd onder de bevolking. Japan was toen al enkele decennia bezig met de vorming van een moderne natie. Daarbij hoorden een nationale identiteit en geschiedenis, maar ook imperialistische aspiraties. Boegbeelden waren onder anderen bekende samurai. De zogenaamd traditionele bushido-code werd tijdens de Tweede Wereldoorlog in Azië (1937-1945) gepropageerd in de vorm van loyaliteit jegens de Japanse keizer en het vaderland. Bushido is representatief voor de ideologie van de militaristische jaren dertig en veertig in Japan. Niet voor de tijd waarin de samurai echt bestonden.
The Last Samurai
Als afgestudeerd Japanoloog heb ik snel de neiging om met een belerend vingertje te zwaaien. Ik beken ook dat veel Japanologen van mijn generatie hun studie zijn begonnen vanwege een fascinatie voor Japanse anime (animatiefilms) en manga (Japanse comic-art). Of J-pop (Japanse popmuziek), mode of budo. Omdat niet langer Japan, maar China het economisch wonder van deze tijd is, moet ik altijd de vraag beantwoorden waarom ik in vredesnaam deze exotische studie doe.
Dat begon met een fascinatie voor Japanse prenten en karate. Naast de wekelijkse training verdiepte ik mij in boeken, websites en films over budo en Japan. De schok was groot toen ik tijdens de open dag van de opleiding Japanse Taal en Cultuur aan de Universiteit Leiden te horen kreeg dat The Last Samurai (Edward Zwick, 2003) niet over Japan gaat. Deze film, met Tom Cruise in de hoofdrol, gaat over een blanke Westerse man met psychische problemen. Die lost hij op door op zoek te gaan naar het traditionele leven in het exotische Verweggistan, ook wel ‘Japan’ genoemd. Als wederdienst doet hij voor hoe een echte Japanner zich hoort te gedragen. Bovenstaande eyeopener is afkomstig van mijn huidige onderzoeksbegeleider, professor Ivo Smits.
Karate
De stijl ‘karate’ bestaat eigenlijk niet. ‘Uit onvrede met de bestaande stijlen richtte hij zijn eigen stijl op’, is een terugkerend mantra in elk karateboek. De overeenkomst tussen de verschillende karatestijlen is dat de beoefenaars stoot- en traptechnieken gebruiken. In tegenstelling tot judo gebruiken ze (meestal) geen klemmen of worpen. Karate bestaat naast sparring (kumite) ook uit schijngevechten, de zogenoemde kata. Beide vormen staan op het programma van de komende Olympische Spelen in Tokio.
Vooral kata zijn een interessante toevoeging. Net als bij turnen beoordeelt een jury de prestaties. En als je nu denkt: We hadden toch al judo en taekwondo?, kijk dan naar deze finalewedstrijd van kampioene Usami Rika. Zij is in 2020 waarschijnlijk ook van de partij.
Toen ik voor het eerst in Japan studeerde, ging ik op zoek naar een karateleraar in de stijl Kyokushinkai, die ik in Nederland ook beoefende. Kyokushinkai-karate is ontwikkeld door de legendarische Ōyama Masutatsu (1923-1994) in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. De stijl is vooral bekend door de full-contact wedstrijden.
Hoewel ik inmiddels wel wist dat The Last Samurai niet over Japan gaat, waren de trainingen in Japan een ontnuchterende ervaring: een klein zaaltje op één hoog, een puzzelmat en talloze langs denderende treinen. In plaats van rondjes rennen en opdrukken, bestond de warming-up uit het in hoog tempo doornemen van alle basistechnieken. De leerlingen waren bijna allemaal salarymen (kantoormensen) die rechtstreeks vanuit het (over)werk kwamen, en tijdelijk hun zwarte pak voor een wit pak verruilden.
Het full-contact karate van Kyokushinkai is niet op de Olympische spelen te zien. Of dat een goede of een slechte zaak is, weet ik niet. Ik heb verschillende Japanse budo-leraren horen klagen. Zij vrezen dat puntentellingen en compromissen, zoals die voor de Olympische Spelen nodig zijn, de specifieke kennis doen verwateren en de aspiraties van beoefenaars eenzijdig maken.
Geesink-Pokémon
Ook in Japan kunnen vechtsporten niet voortbestaan zonder mythen. Het stamcafé om de hoek had foto’s van Oyama Masutatsu aan de muur hangen. Over de bij leven al legendarische Ōyama zijn in de jaren zeventig van de vorige eeuw manga en anime gemaakt: Karate Baka Ichidai (Karatemeester). In mijn dvd-collectie bevindt zich de film Karate Bull Fighter (1975), waarin Oyama (gespeeld door acteur Sonny Chiba) het gevecht aangaat met een bordkartonnen stier. Die strips en films leidden tot een karate-boom in de jaren zeventig in Japan.
Ook in meer recente manga zijn karateka, samurai en ninja volop te vinden. Tijdens een tweede verblijf in Japan verwisselde ik de ‘lege hand’ (karate) voor het zwaard en ging Iai-jutsu beoefenen. Een van de docenten in dit anderszins traditionele kobudo (oud budo) droeg, behalve tijdens de demonstraties op een tempelterrein in Kyoto, de rood-grijze outfit van haar favoriete mangakarakter. Ook Ōyama is nog steeds aanwezig in de moderne populaire cultuur. Naar verluid is de karate-Pokémon genaamd Dageki (Optater) op hem gebaseerd.
Zijn tegenstander is een judo-Pokémon. Zijn gestalte doet denken aan Anton Geesink. De Nederlandse judoka bezorgde tijdens de Olympische Spelen van 1964 Japan een ‘reusachtig’ nationaal judo-trauma door in de finale de gouden medaille te veroveren ten koste van de nationale held Kaminaga Akio. Judo stond toen voor het eerst op het Olympische programma als demonstratiesport. Dit vermoeden wordt nog eens bevestigd door het feit dat de judo-Pokémon op ironische wijze Nageki (Verdriet) is gedoopt.
Als je iets doet dat als ‘traditioneel Japans’ geldt, word je daarvoor vooral door oudere Japanners geprezen. Ze vergelijken je met ‘de jeugd van tegenwoordig’, die zou lijden aan een schaamteloze desinteresse in de traditionele Japanse cultuur. Onbedoeld word je daardoor toch gecast als The Last Samurai. Maar dankzij boegbeelden als Pokémon Dageki staan er nu genoeg Japanse karateka op de mat die zich voorbereiden op het voorkomen van een ‘Geesinkje’ tijdens het nieuwverworven karatetoernooi.
In het Sieboldhuis in Leiden is op dit moment een tentoonstelling te zien over de Samurai.