In de Hofkapel op het Haagse Binnenhof ligt Jacoba van Beieren begraven. Dat zou de vijftiende-eeuwse gravin zelf nooit gewild hebben, stelt de Historische Kring Voorhout. Het gezelschap wil nu alsnog haar laatste wens vervullen en haar een herbegrafenis geven in de kerk van Sint-Maartensdijk op het eiland Tholen. Maar die wens kun je ook op een andere manier vormgeven.

Jacoba van Beieren (1401-1436) spreekt tot de verbeelding. De gravin had een bewogen leven, waarover je met gemak een roman vol zou kunnen pennen. Deze middeleeuwse dame was de laatste telg uit het geslacht Beieren. Ze was, als enige dochter van graaf Willem VI, de erfgename van het graafschap Holland, Zeeland en Henegouwen. Deze gebieden vielen haar al op jonge leeftijd toe. Haar vader overleed toen ze zestien jaar oud was aan een noodlottige hondenbeet. In haar korte leven (ze stierf toen ze 35 jaar oud was aan tuberculose) is ze vier keer getrouwd, nam ze het op tegen de hertog van Bourgondië en ontsnapte ze gekleed in mannenkleren uit een stadspaleis in Gent.

Portret Jacoba van Beieren

Jacoba van Beieren, Portretten van Hollandse graven en gravinnen, Hollandse School, ca. 1600. Haags Historisch Museum.

Toch wil ik vandaag niet schrijven over de geschiedenis van Jacoba. Want de gravin houdt ook vandaag de dag de gemoederen nog flink bezig. Zo verscheen in de media het bericht dat de Historische Kring Voorhout (HKV) contact heeft gezocht met de voorzitter van de Eerste Kamer met de vraag op zoek te gaan naar de stoffelijke resten van Jacoba. Waar deze stoffelijke resten zich ongeveer bevinden, is bekend. Zij is namelijk begraven in de Hofkapel, op het Binnenhof in Den Haag. Deze kapel werd ooit gesticht als onderdeel van het paleiscomplex van de graven van Holland. In de negentiende eeuw is de kapel verkocht aan de Rijksoverheid. Hij werd grondig verbouwd en is momenteel de werkruimte van het kabinet van de minister-president.

Omstreden begrafenis

Hoe zit het dan met het stoffelijk overschot van Jacoba? Hoewel de kapel zelf er niet meer is, zijn de fundamenten van de Hofkapel wel bewaard gebleven. En in deze fundamenten bevinden zich de graven van een aantal illustere figuren, waaronder Jacoba van Beieren. Uit bronnen blijkt dat er enig gedoe was rondom de begrafenis van Jacoba van Beieren. Uit een rekening opgemaakt door de testamenteurs-executair van de gravin blijkt dat zij zelf in Sint-Maartensdijk begraven wilde worden ‘in der kercke tot Haeftinge’. De moeder van Jacoba, Margaretha van Bourgondië, besloot echter anders en liet haar dochter in de Hofkapel begraven. In de bron valt te lezen dat de deken en de kanunniken van de kerk zich hierover bij de testamentoren hebben geklaagd.

Dat deze geestelijken klaagden is niet zo vreemd. Want begraven is – net zoals vandaag de dag – in de middeleeuwen big business. Een grafelijke begrafenis leverde inkomsten op, omdat er in de middeleeuwen gebeden diende te worden voor het zielenheil van de overledene. Dit gebed werd bij testament of door de nabestaanden gegarandeerd door het stichten van een kapellerij. Zij schonken bijvoorbeeld stukken land aan een klooster. Uit de inkomsten van dit land werd een kapelaan bezoldigd, die moest bidden voor het zielenheil van de overledene en diens aanverwanten.

Hofkapel op het Binnenhof

Hofkapel op het Binnenhof te Den Haag, “Waalse kerk van 1591 – 1806”, reproductie naar prent. Rijksdienst Cultureel Erfgoed ’s-Gravenhage, objectnummer 59.282

Een herbegrafenis

‘Jacoba wordt echter tegen haar wens in begraven bij haar voorouders onder het koor in de kerk in de Hofkapel op het Binnenhof in ‘s-Gravenhage’, zo stelt de historische kring. Wat een onmensen moeten die middeleeuwers zijn geweest om Jacoba haar laatste rustplaats te misgunnen, zul je misschien denken. Toch is het niet zo vreemd wat hier is gebeurd. Want het begraven was in de middeleeuwen niet alleen een kwestie van persoonlijke voorkeur. Er speelden ook politieke en economische belangen mee in de keuze voor de begraafplaats. In het geval van Jacoba behoorde zij tot een dynastie, namelijk die van het Beierse huis. Al haar voorgangers lagen in de Hofkapel. Dus dat was ook de plek waar zij ’thuishoorde’.

Het bekendste andere voorbeeld van zo’n dynastieke begraafplaats is de Saint-Denis in Parijs. In deze kathedraal vonden de koningen van Frankrijk en hun echtgenotes hun laatste rustplaats. Zelfs koningin Anne van Bretagne werd in de Saint-Denis begraven. Hoewel haar hart de laatste rustplaats vond in het door haar geliefde Bretagne.

De vraag is dus of het verstandig is om het lichaam van Jacoba over te brengen naar Sint-Maartensdijk. Ik denk het niet. Je doet daarmee geen recht aan de geschiedenis van Jacoba. Dit komt eerder voort uit een wens tot het herdenken van een illustere middeleeuwse vrouw. Dat kan ik alleen maar toejuichen. Maar die wens kun je ook op een andere manier vormgeven.

De vlecht van Jacoba

Daarnaast is er nog een praktisch probleem. Want hoe weet je welk lichaam aan Jacoba toebehoort? De oplossing die hiervoor heeft een ietwat lugubere achtergrond. In het Rijksmuseum bevindt zich de vermeende vlecht van Jacoba van Beieren. De Historische Kring oppert dat DNA-onderzoek naar de vlecht en de stoffelijke resten uitsluitsel kunnen geven over haar identiteit.

Het is niet de eerste keer dat de grafkelders van het Binnenhof opengaan. Bij de verbouwing van 1770 stuitte men op de grafkelders op het Binnenhof. Er werd toen geïnventariseerd welke grafmonumenten zich in de kapel bevonden. Dat inventariseren moeten we met een korrel zout nemen. De opzichters plaatsten de grafstenen vrij willekeurig terug. Van de destijds gevonden ‘vlecht van Jacoba’ tekenden zij op dat met geen enkele zekerheid gesteld kon worden dat het graf van waaruit deze vlecht werd buitgemaakt, aan Jacoba toebehoorde. De tekening van de vlecht laat zien dat het hier om een pruik lijkt te gaan. De claim dat deze vlecht aan Jacoba heeft toebehoord valt dus op zijn minst dubieus (pdf) te noemen.

Jacoba van Beieren: Grafkelders

Geopende grafkelders van de graven van Holland in 1879. Rijksdienst Cultureel Erfgoed ’s-Gravenhage, objectnummer 58.875. Op de foto staat geschreven: “Lijkkist van Margareta van Brigen (…)”; het betreft hier Margaretha van Brieg (1336-1386), tweede vrouw van graaf Albrecht van Beieren.

Grafelijk resten in abdij Rijnsburg

Dat we voorzichtig moeten zijn met dit soort identificaties, blijkt uit een onverkwikkelijke kwestie die zich zo’n twintig jaar geleden afspeelde rondom resten van de graven van Holland in de abdij Rijnsburg. Onderzoek van dr. B. Dijkstra, hoofd van de kliniek voor Keel-, Neus- en Oorkunde van de Rijksuniversiteit Groningen, deed vermoeden dat resten die in de jaren vijftig werden opgegraven uit de abdij, toebehoorden aan de vroege graven van Holland. Onder hen bevond zich ook Floris V. De stoffelijke resten werden, na identificatie, plechtig bijgezet in een mausoleum in de Nederlands Hervormde kerk, in het bijzijn van koningin Juliana.

Toen in 1996 het onderzoek werd overgedaan door fysisch antropoloog G. Maat en amateurhistoricus en hoogleraar chemie E. Cordfunke, bleken de onderzoeksresultaten geenszins stand te houden. Maat en Cordfunke identificeerden de stoffelijke resten als een groep anonieme Karolingische edelen. Wat ons rest is een hoop ge-welles-nietes.

Laat de doden rusten

Dat er tot op de dag van vandaag geen overeenstemming is, blijkt uit het feit dat het mausoleum voor de ‘graven van Holland’ begin 2018 van extra cachet werd voorzien. Voorzitter Teuntje van Delft van het Genootschap Oud Rijnsburg zei bij Omroep West over het nieuwe mausoleum: “Ik denk dat we het moeten zoeken in de aandacht. Dat we de mensen attent moeten maken op de belangrijke plaats die deze personen innamen in onze geschiedenis.” Dat is natuurlijk een nobel streven, maar er wordt met geen woord gerept over de vraagtekens bij de identificatie van de resten. Of dit mausoleum nu de plek is om die herinnering levend te houden, is dus nog maar de vraag.

Waar ik absoluut geen vraagtekens bij wil zetten, zijn de goede bedoelingen van de Historische Kring Voorhout en Genootschap Oud Rijnsburg. We kunnen alleen maar toejuichen dat zij aandacht vragen voor de grote namen in onze geschiedenis, van Floris V tot Jacoba van Beieren. Maar gesleep met lichamen brengt weinig goeds. Zeker als dit gebeurt op oneigenlijke gronden. In dit soort gevallen zou ik toch willen pleiten voor de better safe then sorry-aanpak. Laat de doden rusten en besteed de aandacht en energie aan het vertellen van hun verhalen.

Meer weten over de interactie tussen geschiedenis en archeologie? Lees: Op het raakvlak van historische disciplines.

Fotocredits:

Hoofdfoto en foto 1: Jacoba van Beieren, Portretten van Hollandse graven en gravinnen, Hollandse School, ca. 1600. Haags Historisch Museum.
Foto 2: Hofkapel op het Binnenhof te Den Haag, “Waalse kerk van 1591 – 1806”, reproductie naar prent. Rijksdienst Cultureel Erfgoed ’s-Gravenhage, objectnummer 59.282
Foto 3 en 4: Vlecht van Jacoba van Beieren. Rijksmuseum Amsterdam en de hoofdtooi van Jacoba van Beijeren (1401-1436), aangetroffen bij de opgravingen in de Hofkapel. Frese de Jonge, Albert (ca 1775) Identificatienr. 1770.kl. A 1144, Collectie Haags Gemeentearchief.
Foto 5: Geopende grafkelders van de graven van Holland in 1879. Rijksdienst Cultureel Erfgoed ’s-Gravenhage, objectnummer 58.875. Op de foto staat geschreven: “Lijkkist van Margareta van Brigen (…)”; het betreft hier Margaretha van Brieg (1336-1386), tweede vrouw van graaf Albrecht van Beieren.