Het sterfterisico bij zowel transvrouwen als transmannen is ongeveer twee keer zo hoog als bij mannen en vrouwen in de algemene bevolking. Dit is niet een direct gevolg van de hormoonbehandeling, maar lijkt eerder samen te hangen met andere factoren zoals leefstijl en welzijn. Dat blijkt uit een nieuwe studie van de transgenderpolikliniek in Amsterdam UMC. Die is deze week gepubliceerd in het toonaangevende Britse medisch tijdschrift The Lancet Diabetes and Endocrinology.
In totaal is van 2927 transvrouwen en 1641 transmannen onderzocht wie er tussen 1972 en 2018 zijn overleden. Daarnaast is voor de periode tussen 1996 en 2018 gekeken naar de doodsoorzaak, omdat eerdere cijfers niet beschikbaar zijn. Daaruit blijkt dat het sterfterisico bij zowel transvrouwen als transmannen ongeveer twee keer zo hoog is als bij mannen en vrouwen in de algemene bevolking. Het risico is vergelijkbaar met een hoger sterfterisico als gevolg van bijvoorbeeld roken. Het sterfterisico nam over de tijd gemeten niet af.
Sterfterisico
Uit de nieuwe studie blijkt het sterfterisico bij transvrouwen vooral verhoogd door hart- en vaatziekten, longkanker, HIV/AIDS-gerelateerde ziekten en zelfdoding. Bij transmannen was het sterfterisico vooral verhoogd door een niet-natuurlijke dood, waaronder zelfdoding, dood door geweld, en ongelukken. De meeste doodsoorzaken lijken niet het gevolg van de hormoonbehandeling, maar van andere factoren zoals leefstijl en welzijn.
De cijfers over mensen die overleden aan HIV/AIDS-gerelateerde ziekten dateren vooral van voor 2008. Dit laat zien dat de behandeling van HIV/AIDS ondertussen sterk is verbeterd. Ook de sterfte door zelfdoding komt vooral voor in de eerste jaren na 1996.
Meer en betere data
Deze nieuwe onderzoeksresultaten komen overeen met eerdere studies naar sterfte bij transgender personen. Daaruit bleek al dat het sterfterisico groter is vergeleken met cismannen en cisvrouwen. Dat zijn personen bij wie het geslacht van het lichaam en de genderidentiteit met elkaar in lijn zijn. In deze studies zagen onderzoekers vooral een groter risico door sterfte aan ziekten geassocieerd met HIV/AIDS en hart- en vaatziekten. Daarnaast kwam ook zelfdoding vaker voor dan onder de algemene bevolking.
Hoewel deze data eerdere studies bevestigen, vormen ze een belangrijke aanvulling op de kennis over hormoonbehandeling bij transgender personen. Bij oudere studies zaten wat haken en ogen aan de gebruikte onderzoeksmethoden. Daarom was het nodig het sterfterisico bij transgender personen opnieuw onder de loep nemen. Door meer data over een langere periode was het bovendien mogelijk om te onderzoeken of sterfterisico verandert over de tijd.
Hormoonbehandeling
Transgender personen ervaren een verschil tussen het geslacht van het lichaam en de ervaren genderidentiteit. Zij komen vanuit het hele land naar de transgenderpolikliniek in Amsterdam UMC voor hun behandeling. Transgender personen kunnen
een (hormoon)behandeling ondergaan om de uiterlijke kenmerken van hun lichaam meer in overeenstemming brengen met de ervaren genderidentiteit.
Hormoonbehandeling leidt tot een duidelijke vermindering van de genderdysfore gevoelens en toename van psychisch welbevinden. Studies binnen de polikliniek richten zich vooral op de vraag of die ook op lange termijn veilig is. Daaruit blijkt onder meer dat het risico op een hartaanval of trombose bijvoorbeeld groter is bij transgender personen die hormonen gebruiken. En ook het risico op borstkanker neemt toe bij transvrouwen, maar blijft lager dan vrouwen in het algemeen. Het risico op prostaatkanker bij transvrouwen neemt juist af.
Na verloop van tijd wordt de behandeling vaak overgenomen door een ziekenhuis in de buurt of door de huisarts. Daarom is er bij de artsen van de polikliniek geen zicht op de overlijdens onder transgender personen en de doodsoorzaak. In Nederland registreert het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) de overlijdens van alle Nederlanders. Om meer inzicht te krijgen in het overlijden van de mensen tussen 1972 en 2018 is nauw samengewerkt met het CBS. Gegevens over doodsoorzaak waren beschikbaar voor de periode 1996-2018. Bij de uitvoering van het onderzoek is de privacy van alle personen gewaarborgd.
Leefstijl en welzijn
Nu blijkt dat hart- en vaatziekten, longkanker, HIV/AIDS-gerelateerde ziekten, en zelfdoding de voornaamste doodsoorzaken zijn, kunnen artsen de zorg aanpassen. Daarbij is meer aandacht voor het voorkomen van deze ziekten cruciaal. Zoals de nadruk op een goede bloeddruk en vetgehalte in het bloed, en het aanmoedigen van een gezonde leefstijl. Als mensen voor controle langskomen, kan een arts bijvoorbeeld het roken of een ongezond voedingspatroon ter sprake brengen. Op die manier is vroegtijdige sterfte bij transgender personen te verminderen of te voorkomen.
Daarnaast is voorlichting over de risico’s van seksueel overdraagbare aandoeningen zoals HIV nog steeds nodig. Gelukkig is de behandeling van HIV tegenwoordig zo goed, dat de levensverwachting van mensen met HIV niet anders is dan die van mensen zonder HIV. Op voorwaarde dat zij hun medicijnen juist en op tijd nemen. Het monitoren, optimaliseren en behandelen van andere ziekten is dus van belang om het sterfterisico te beïnvloeden.
Tot slot is het tijdig signaleren van welzijnsproblemen en verbetering van sociale acceptatie van belang om de positie van transgender personen in de maatschappij te verbeteren. Dit is niet alleen van belang ter voorkoming van zelfdoding, maar ook voor een algehele verbetering van hun welzijn. Daarmee heeft dit ook een positieve invloed op de gezondheid. Hopelijk zal daarmee het verschil in sterfterisico tussen transgender personen en de algemene bevolking verdwijnen.
Lees meer in het artikel in The Lancet Diabetes and Endocrinology over dit onderzoek.
Auteur: Christel de Blok, met bijdragen van Chantal Wiepjes, Baudewijntje Kreukels en Martin den Heijer.
Hoofdfoto:
Voetgangers. Brian Merrel, via Pixabay.