Rembrandt van Rijn (1606-1669) tekende ooit als eerste een leeuw die vaste voet zette in Amsterdam. Ruim 350 jaar later is er veel commotie over of de leeuwen in dierentuin Artis kunnen blijven of niet. De huidige directeur en naamgenoot, Rembrandt Sutorius, zegt dat de dieren niet in de stad kunnen blijven, omdat er geen geld meer zou zijn. Tot ontsteltenis van alle liefhebbers van Artis. En van kunstenaars. Al 180 jaar dienen de majestueuze dieren hen als model.

De leeuw van Rembrandt

Rembrandt van Rijn Liggende leeuw, ca. 1660-65. Rietpen en bruine inkt, op lichtbruin gekleurd papier, 12,2 x 21,2 cm (Amsterdam, Rijksmuseum, inv.nr. RP-T-1901-A-4524)

In de tijd van Rembrandt van Rijn bestonden er nog geen dierentuinen. Exotisch dieren werden naar Amsterdam meegenomen door VOC-schepen. Ze werden aan wal gebracht en tijdelijk in speciaal daarvoor opgetrokken gebouwtjes ondergebracht in de haven. Vaak gingen ze daarna naar vooraanstaande personen.

Zo was de menagerie van Frederik Hendrik op Honselaarsdijk vermaard. Hij ontving van de VOC veel dieren, soms op bestelling. Mogelijk is de leeuw van Rembrandt ook bij hem terecht gekomen. Maar soms werden ze aangekocht voor een stadsmenagerie, doorgaans bij een café aan de Kloveniersburgwal (Blaauw Jan) of de Botermarkt (nu Rembrandtplein) bij d’Witte Olifant.

De aankomst van een VOC-schip was een belangrijk moment in het sociale en economische leven van Amsterdam. Rembrandt zal er als de kippen bij zijn geweest als er melding werd gemaakt van een nieuw exotisch dier binnen de stadswallen. Het was immers een buitenkansje om een leeuw in levende lijve te bestuderen en tekenen. Zijn schetsen gebruikte hij vervolgens in grote Bijbelse of mythologische voorstellingen. Waarschijnlijk kende Rembrandt de meeste kenmerken al wel via prenten en voorbeeldboeken, maar deze leeuw heeft hij zonder twijfel ter plekke in een snelle, schetsmatige stijl aan het papier toevertrouwd.

De leeuwen van Artis

Zoals het er nu naar uitziet, kwam de allerlaatste leeuw in 2019 Amsterdam binnen. De inmiddels driejarige Dembé kwam uit Kopenhagen en moest de twintigjarige Caesar uit Artis vervangen. Die hadden de verzorgers in augustus van het jaar ervoor laten inslapen. Op zich op een respectabele leeftijd. In het wild worden leeuwen niet ouder dan 10 tot 14 jaar. Zijn dochters Kacela en Kianga waren al jaren aan de pil om te voorkomen dat ze onverhoopt zwanger zouden worden van pa. Met de komst van Dembé had Artis een nieuw mannetje dat kon zorgen voor nakomelingen. Immers, het laatst welpje zag in 2011 het licht in Artis als kleintje van moeder Ti-Cuma (overleden in 2018).

Alle hoop ten spijt. Amsterdammers zullen waarschijnlijk de beschuit met muizen moeten missen als de grote katten jongen krijgen. Artis kondigde in januari aan dat de leeuwen zouden verhuizen naar een diergaarde in Frankrijk. Dat bericht werd later schielijk ingetrokken. Maar door de slechte financiën die (mede) zijn ingegeven door Covid-19, de lockdown en tussendoor tegenvallende bezoekersaantallen, is de geplande nieuwbouw voor de dieren van de baan. Het Kerbert-terras (1927), het huidige leeuwenverblijf in Artis zonder tralies, is een Rijksmonument en mag niet worden verbouwd.

De leeuwen van Van Aken

Zo ongeveer moet de ‘Galerij der Levende Dieren’, waarin de meeste dieren uit de menagerie van Van Aken waren ondergebracht, er hebben uitgezien (Amsterdam, collectie Artis-Bibliotheek)

De eerste leeuw

Hele generaties bezoekers stonden in Amsterdam voor het eerst oog in oog met de koning der dieren. ‘Natura Artis Magistra’ (de natuur is de leermeesteres van de kunst) werd in 1838 als Koninklijk Zoölogisch Genootschap opgericht door onder anderen de boekhandelaar met brede culturele belangstelling, Gerard Frederik Westerman (1807-1890). Het terrein Buiten Middenhof in de Plantage was toen eigenlijk niet meer dan een uitspanning voor de gegoede burgerij, ‘ter Bevordering van de Kennis der Natuurlijke Historie’.

Het bestond uit een museumgebouw met naturalia, tekeningen, prenten, skeletten en preparaten op sterk water, een tuin en een muziektent. Het was plezierig toeven, met culturele evenementen, maar altijd binnen eigen kring. Alleen leden werden toegelaten en de gewone burger werd geweerd. Dat veranderde pas in 1890, toen Coenraad Kerbert (1849-1927) Westerman opvolgde.

Reizend ‘beestenspul’

Levende dieren waren er in 1838 nog amper. Dat veranderde snel, want een jaar na oprichting werd het reizend ‘beestenspul’ van Cornelis van Aken (pdf) aangekocht. De familie Van Aken trok al jaren door Europa met hun beroemde verzameling exotische dieren die dressuurkunstjes was aangeleerd. Vorsten, zoals de Oostenrijkse keizer te Wenen, maar ook edelen en rijke burgers die geïnteresseerd waren in natuurlijke historie, kochten voor aanzienlijke bedragen bijzondere exemplaren aan voor het completeren van hun collecties.

Van Aken beschikte bijvoorbeeld over het Afrikaanse leeuwenpaar Fanny en Coburg, die ieder jaar welpen hadden gekregen. Ze waren inmiddels 13 jaar oud, getemd en hadden bovendien gefigureerd in het bekende theaterspektakel ‘De Leeuw van Mysore’.

De eerste collectie van Artis

Geen wonder dat Artis interesse had in de menagerie. De gemeente Amsterdam vond het echter veel te gevaarlijk om (deels getemde) wilde dieren als olifanten, cobra’s en tijgers te houden in een openbare gelegenheid. Tijdelijk werden de dieren daarom ondergebracht in de Oranje Nassau Kazerne aan de Sarphatistraat (de huidige Rijksakademie voor Beeldende Kunsten).

Toen voldaan was aan de stedelijke eisen, begeleidde in augustus 1840 vrolijke muziek de aankomst van de allereerste leeuw in Artis. Of dit Fanny of Coburg was, of alleen de leeuw Willem, ook aanwezig binnen de collectie van Van Aken, weten we niet precies. Het blijkt achteraf dat de notariële akte namelijk over dieren rept die uiteindelijk niet werden overgedragen. Maar er was dan ook behoorlijk afgedongen op de aankoopprijs. Bekend is in ieder geval wel dat de Persiaanse leeuw Nero uit de menagerie van Van Aken inmiddels was overleden.

Leeuw met bezoekers

Louis-Charles Bombled, Artisbezoek, 1882. Olieverf op doek, 55 x 46,5 cm. (Amsterdam Museum collectie Willet-Holthuysen), inv.nr. SA 1698)

Kunst en wetenschappen

De leeuwen van Artis werden in de loop der tijd met toenemende belangstelling geobserveerd en vastgelegd. Dat had vooral te maken met het initiatief van August Allebé (1838-1927), de directeur van de Rijksakademie, die zijn studenten in de dierentuin liet werken naar de natuur. Soms werden kamelen door de stad naar de Akademie gebracht, maar het was handiger als de studenten groepsgewijs zelf in de tuin aan de gang gingen. Deze studieopdrachten waren waarschijnlijk mede ingegeven doordat Allebé zelf een dierenliefhebber was.

Toch zegt het ook iets over de betekenis van natuur en het dier en de overtuiging om studenten direct naar de realiteit te laten werken. Zo tekende Allebé zelf in 1876 een leeuwengezin, toen nog in de roofdierengalerij (gesloopt in 2015).

Sommige van Allebé’s leerlingen waren echter zo gefascineerd door de fauna in de dierentuin, dat ze ook na hun studietijd bleven terugkomen. Een bekende verschijning was bijvoorbeeld de dierschilder Jan van Essen (1854-1936), die een bijzonder portret maakte van de leeuwin in 1885. Anders dan in het schilderij van Louis-Charles Bombled (1862-1927), een Franse kunstenaar met Nederlandse roots die vaker werkte in Artis, deed hij juist niet zijn best om een genrevoorstelling binnen het decor van de dierentuin vast te leggen. Hij focuste niet op het burgerlijk vermaak, maar situeerde het dier als hoofdonderwerp in een natuurlijke omgeving om een idee van de oorspronkelijke habitat te creëren.

Rustende leeuwin

Jan van Essen, Rustende leeuwin, 1885 Olieverf op paneel, 40,5 x 51 cm. (Amsterdam, collectie Rijksmuseum, inv.nr. SK-A-2981)

Model voor het Groote Museum

In de loop van de 19de eeuw kwamen er door de imperialistische bewegingen van de Europese landen al snel meer dieren bij. Dit verliep vaak via Artisleden die tevens actief waren in de Nederlandse koopvaardij. Verschillende generaties leeuwen volgden elkaar op. Zelfs in 1935 ontving de dierentuin nog nieuwe dieren, zoals het leeuwenpaar Addis en Abeba in 1935. Een gift van de keizer van Abessinië (thans Ethiopië).

En als een leeuw onverhoopt doodging, dan werd deze ontdaan van zijn vacht, ontleed, en diende het verkregen skelet als model voor in het Groote Museum. Zo is de dissectie van een van de Artis-leeuwen in 1886 gedocumenteerd in een schilderij door Louis Stracké (1856-1934). Die praktijk gaat eigenlijk nog steeds door. Ook Caesar wordt zo geprepareerd dat hij nog lang bij ons kan zijn. In principe hoeft Artis het dus nooit zonder een koning der dieren te stellen.

Louis Stracké, De anatomieles

Louis Stracké, De anatomieles door Max Weber, 1886. Olieverf op doek, 180 x 120. Amsterdam, Artis (collectie Universiteitsmuseum).

Geen levende modellen meer

Voor hedendaagse kunstenaars betekent dit een breuk met de studiepraktijk. Binnenkort kunnen zij hoogstwaarschijnlijk niet meer in Amsterdam terecht om levende leeuwen te bestuderen. Er blijft alleen dode materie over. Of de artistieke producten van kunstenaars vóór hen. Zoals de Leeuw met prooi uit 1938 bij de entree van de Koningszaal door beeldhouwer Jaap Kaas (1898-1972). En natuurlijk de gebeeldhouwde leeuw in het Westerman-monument in de Hollandse Tuin (1891). Dit is een neo-Classistische gedenkteken in zandsteen van kunstenaar Bart van Hove (1850-1914). Coenraad Kerbert plaatste het in Artis ter nagedachtenis aan oprichter Gerard Frederik Westerman en de directeur die de eerste leeuw naar Artis haalde.

Leeuw met prooi

Leeuw met prooi van beeldhouwer Jaap Kaas (1898-1972)

Fotocredits:
Hoofdfoto: Leeuw met prooi, Jaap Kaas (1898-1972)

Rembrandt van Rijn, Liggende leeuw, ca. 1660-65 (Collectie Rijksmuseum, inv.nr. RP-T-1901-A-4524)

Louis-Charles Bombled, Artisbezoek, 1882. Olieverf op doek, 55 x 46,5 cm. Amsterdam Museum (collectie Willet-Holthuysen), inv.nr. SA 1698)

Jan van Essen, Rustende leeuwin, 1885 (Collectie Rijksmuseum, inv.nr. SK-A-2981)

Louis Stracké, De anatomieles door Max Weber, 1886 (Collectie Universiteitsmuseum)

Leeuw met prooi van beeldhouwer Jaap Kaas (1898-1972)