Met een symbolische druk op de rode knop is de nieuwe Canon van Nederland gepresenteerd. Dit gebeurde door voorzitter James Kennedy (Universiteit Utrecht) van de canon-commissie en minister Ingrid van Engelshoven (OCW). De Canon is een lijst van vijftig thema’s, zogenoemde vensters, die de geschiedenis van Nederland chronologisch samenvatten.

Ik zat op het puntje van mijn stoel en werd niet teleurgesteld. Maar liefst twee middeleeuwers schopten het tot een eigen venster in de canon. Hertogin Maria van Bourgondië en schilder Jeroen Bosch maken de komende tien jaar deel uit van het ‘stevige bouwwerk voor het geschiedenisonderwijs’, zoals de commissie de canon zelf in het bijbehorende rapport beschrijft. Een prima selectie waarbij er, zoals het een goede canon betaamt, door iedereen wat te zeuren valt. Zo werd ik minder vrolijk toen ik de omschrijving las bij het venster over Jeroen Bosch (1450?-1516). ‘Met zijn vernieuwende composities breekt schilder Jeroen Bosch met de middeleeuwse beeldtradities.’

Vernieuwende composities

Laten we maar bij het begin beginnen: de ‘vernieuwende composities’. Het is mij een compleet raadsel wat hiermee wordt bedoeld. Even terug naar de basis: Compositie is de ordening van beeldelementen, bijvoorbeeld volgens de gulden snede.

Jeroen Bosch staat in de kunstgeschiedenis niet per se bekend om zijn vernieuwende composities. Bij hem is, zoals op dit schilderij van het Laatste Oordeel uit Wenen, de compositie juist vrij traditioneel. In dit geval Christus gezeten op een boog in het midden, geflankeerd door Maria en Johannes de Doper en twee groepen heiligen. Op grond krioelen de doden die worden gepijnigd in de hel. Schilders hebben het Laatste Oordeel al eeuwen op deze manier verbeeld. Weinig vernieuwends aan, zou ik willen zeggen.

Jeroen Bosch, Laatste Oordeel

Jeroen Bosch, Laatste Oordeel (1504-1508). Drieluik, middelste paneel 164 cm x 127 cm. Gemäldegalerie, Wenen (Public Domain).

Beeldtaal

Wat de commissie hier vermoedelijk bedoelde is dat de iconografie, de beeldtaal, die Bosch gebruikt, ongebruikelijk en misschien zelfs wel vernieuwend is. Dat blijkt ook uit hun gebruik van het woord ‘beeldtraditie’ (daarover later meer). Simpel gezegd: de gekke mannetjes waarom Bosch zo bekend staat, bijvoorbeeld de bizarre kop-voeter die een van de arme zielen uit de hel begeleidt, maken dat hij in het beste geval tot een briljante vernieuwer is bestempeld. In het slechtste geval was hij iemand die iets te diep in de mand met hallucinerende middelen heeft gegraaid.

Het staat overigens onmiskenbaar vast dat Jeroen Bosch een vernieuwer was en een bijzonder kunstenaar, die met een eigen blik naar de wereld keek. Waaraan hij die blik te danken heeft, is een verhaal voor een andere keer. Voor nu volstaat de constatering dat de commissie deze kunsthistorische waarde van Bosch helaas niet op een correcte manier aan het brede publiek weet over te brengen.

Uitsnede Jeroen Bosch

Jeroen Bosch, Laatste Oordeel (1504-1508), detail. Drieluik, 164 cm x 127 cm. Gemäldegalerie, Wenen (Public Domain).

Donkere middeleeuwen

Ook in het tweede deel van de canon-tekst gaat het mis. De commissie schrijft over de breuk van Bosch met ‘de Middeleeuwse beeldtradities’. Er bestaat niet zo iets als DE Middeleeuwse Beeldtradities. Natuurlijk zijn er bepaalde beeldtypen die populair zijn in de middeleeuwen (een periode van pakweg 1000 jaar tussen 500 en 1500). Denk aan de aanbidding van Christus, de kruisiging of aan Sint Joris en de draak. Maar door de veralgemenisering hiervan – ‘de’ beeldtradities – wordt geïmpliceerd dat die statisch zijn en dat er geen artistieke ontwikkeling plaatsvindt in de middeleeuwen. Dat er een plotselinge overgang is van de middeleeuwen naar de renaissance. Daarmee wordt geappelleerd aan het aloude frame van de ‘donkere middeleeuwen’.

Dit idee hebben we in eerste instantie te danken aan de renaissance. Die glorieuze tijd van onder meer Francesco Petrarca en Michelangelo die zichzelf als herontdekkers van de klassieken bestempelen. Hierdoor lijkt de periode tussen de klassieke oudheid en de renaissance te verschrompelen tot een donker interbellum waar men in onwetendheid rond schuifelde. Dit idee wordt dankbaar in stand gehouden in de eeuwen die volgen. Nog altijd sluimert het frame op de achtergrond, om af en toe de kop weer eens op te steken.

Zelfs de canon-commissie presenteert Jeroen Bosch als een renaissancekunstenaar en daarmee als iemand die het licht aandeed na de donkere middeleeuwen. Dit zou niet zo’n heel groot probleem zijn als dit venster niet het kader was waarin basisschoolkinderen en middelbare scholieren kennis gaan maken met de middeleeuwse kunst. Of eigenlijk juist niet met de middeleeuwse kunst, want Jeroen Bosch is daar volgens de commissie dus bij uitstek geen representant van. Dit venster houdt het idee in stand waartegen mediëvisten al jaren ageren. Van een commissie met James Kennedy, hoogleraar Geschiedenis, aan het hoofd had ik beter verwacht.

Jan van Eyck, Laatste Oordeel en kruisiging

Jan van Eyck, Laatste Oordeel en kruisiging (1440-1441). Diptiek, 56.5 x 19.7 cm (per Luik). Metropolitan Museum, New York (Public Domain).

Verbeelding van de hel

Ik hoopte dat de aanvullende tekst deze boude bewering wat meer in zijn context zou plaatsen. Maar die laat mij met nog meer vraagtekens achter. ‘Waar zijn tijdgenoten vaak hemelse taferelen schilderen, laat Bosch juist de hel zien, waar mensen als gevolg van een slecht leven zouden belanden.’ Dat is natuurlijk onzin. De hel is al eeuwen een populair thema. Giotto (d. 1337), Fra Angelico (d. 1455) en Jan van Eyck (d. 1441) gingen Jeroen Bosch voor. En dan beperk ik mij tot de schilders. De beschrijvingen van de kringen van de hel in Dantes Divina Commedia bijvoorbeeld, zijn ook niet mals.

En waarom moet er in de historisch canon staan dat de Bosch-tentoonstelling in het Noordbrabants Museum (2016) een half miljoen bezoekers trok? Is dat de waarde van deze kunstenaar: drager van een zeer succesvolle blockbustertentoonstelling? Hoogst ongelukkig, zeker in het licht van de recente kritiek van directeur Meta Knol van Museum De Lakenhal in Leiden, die er juist voor pleit te stoppen met blockbusters.

Het is prijzenswaardig dat een vijftiende-eeuwse kunstenaar het heeft geschopt tot een van de vijftig vensters in de nieuwe canon. Maar ik had gehoopt dat we inmiddels afscheid hadden genomen van de uitgekauwde ideeën over de middeleeuwen. Als kunsthistoricus bloedt mijn hart bij de nonchalante beschrijving van de schilderijen van een zo begenadigd kunstenaar. Een hele generatie schoolkinderen wordt zo gevoed met achterhaalde ideeën over de middeleeuwse kunst.

Fotocredits:

Hoofdfoto: De hooiwagen (c. 1516). detail Drieluik, middelste paneel 135 cm × 200 cm. Museo del Prado, Madrid (Wikimedia Commons, Public Domain)

Jeroen Bosch, Laatste Oordeel (1504-1508). Drieluik, middelste paneel 164 cm x 127 cm. Gemäldegalerie, Wenen. (Wikimedia Commons, Public Domain)

Jeroen Bosch, Laatste Oordeel (1504-1508), detail Drieluik, 164 cm x 127 cm. Gemäldegalerie, Wenen (Wikimedia Commons, Public Domain).

Jan van Eyck, Laatste Oordeel en kruisiging (1440-1441). Diptiek, 56.5 x 19.7 cm (per Luik). Metropolitan Museum, New York (Public Domain).