Op de tentoonstelling Alle Rembrandts toont het Rijksmuseum haar volledige collectie van de beroemdste meester van de Gouden Eeuw. Daar zitten ook afbeeldingen van dieren tussen: een schilderij met twee pauwen, tekeningen met paarden, een varken, een gevoelige ets van een slapend hondje. Maar we zien ook exotische dieren. Waar haalde Rembrandt die voorbeelden vandaan? En wat doet dat olifantje in de voorstelling van De Zondeval?
Halverwege de zeventiende eeuw werd in Leeuwarden boek uitgegeven dat een bijzonder verhaal bevatte over de deugden van de olifant. Een doldrieste, tochtige wijfjesolifant rent over een stadsmarkt op zoek naar voedsel, terwijl zij alles omver stoot. Bij het zien van een zuigeling in een mand stopt zij plotseling, brengt het kind in veiligheid en draaft daarna door. Het verhaal was een bewerkte vertaling van Naturalis Historia, het beroemde natuurboek van Plinius (1ste eeuw AD).
Nederlandse vertaling
De vertaler was kritisch over de beschrijvingen in de klassieke tekst. Hij verwerkte niet alleen opmerkingen uit reisbeschrijvingen van tijdgenoten, maar blijkbaar ook zijn eigen observaties. ‘Want wij bevinden door onse loffelijcke Scheep-vaerten, over de gantsche werelt, sommige dingen heel anders als sy schrijven.’
Deze vertaling verscheen een jaar nadat in 1656 de inventaris was opgemaakt van de failliete boedel van Rembrandt van Rijn (1606-1669). Onder de 363 nummers van de lijst was een album opgenomen met tekeningen ‘bestaende in beesten nae ’t leven’. Dit waren dus niet zo maar kopieën naar oudere gravures met dieren van meesters als Albrecht Dürer (1471-1528), waarvan Rembrandt een collectie prenten bezat. Dit waren zijn eigen tekeningen, rechtstreeks naar de natuur gemaakt.
Uit overlevering weten we dat tijdens Rembrandts leven in Amsterdam verschillende exotische dieren te zien waren in de stad. Dieren die meestal vanuit de Oost waren meegenomen of als geschenk waren ontvangen om de goede handelscontacten te onderstrepen. Zo is bekend dat graaf Philipp Ludwig II van Hanau-Münzenberg al in 1594 in schutterslokaal De Doelen een levende kameel en een levende olifant zag. Rembrandt had ook een kameel gezien en verwerkte zijn schets later in religieuze voorstellingen.
Exoten in de stad
In juli 1633 voer een VOC-vloot het IJ binnen ‘van seven Oost-Indische Schepen, ses comende van Batavia, ende een van Surratta, te weten: dese navolghende, Prins Willem, Hollandia, Zutphen, AEmelia, Rotterdam, Hoorn, ende Ambonia, onder ’t comandement van den Heer Generael Specx.’
Naast een enorm kostbare lading aan specerijen, Chinees porselein en andere producten met een geschatte waarde van zeven miljoen goudstukken, vervoerde de Prins Willem vanuit Ceylon (het huidige Sri Lanka) een tijger en een hert. En ‘Noch een levendighe witte Olyphant’. De dieren werden voor het publiek tentoongesteld op het terrein van ’t Oude Glashuys aan de Kloveniersburgwal, naast het Bushuis van de VOC. Het ‘Indiaensch Hardt’ (waarschijnlijk een axishert) was geen lang leven beschoren. Het dier leefde samen met de olifant in een hok en werd door de dikhuid samengedrukt en overleed.
Bijzondere carrière van de olifant
De driejarige olifant – die overigens geen zeldzame albino bleek te zijn, maar gewoon een lichtgekleurd jong – was waarschijnlijk bedoeld als geschenk voor Frederik Hendrik. De stadhouder had een menagerie ingericht in de stallen van zijn buitenverblijf Huis ter Nieuburg in Rijswijk. De stedendwinger zag echter af van zijn geschenk – mogelijk at het dier te veel – en gaf hem aan zijn neef Johan Maurits van Nassau-Siegen.
Toen deze in 1636 naar Zuid-Amerika vertrok als gouverneur-generaal van Brazilië, werd de olifant verkocht aan een handelaar die met het beest door het land trok. De ondernemer betaalde 8.000 gulden voor het dier. Dat was een vermogen. Ter vergelijking: Rembrandt kocht zijn huis aan de Jodenbreestraat te Amsterdam voor 13.000 gulden. Desalniettemin was het een gangbare handelsprijs voor een getemde Indische olifant.
Rembrandt ontmoet Hansken
Daarna werd het dier verkocht aan Cornelis Jacobs van Groenevelt voor 20.000 gulden. Het dier werd door zijn nieuwe meester getraind in allerlei kunstjes, want in 1637 doet de dan zeven jaar oude wijfjesolifant onder de naam Hansken opnieuw haar intrede in de hoofdstad. Zij vermaakt het publiek tegen betaling met haar grappen en vaardigheden.
Nu is het aardige dat Rembrandt een van zijn mooiste diertekeningen, die van een Indische olifant van deze leeftijd, in datzelfde jaar dateerde. Dit blad is in bezit van het Albertina Museum in Wenen. Hij heeft niet alleen succesvol geprobeerd om de huid van het dier overtuigend weer te geven. Het beest heeft door Rembrandts behandeling ook nog eens een identiteit gekregen, alsof hij een voorstudie wilde maken voor een dierportret ten voeten uit.
Er bestaat nog een simpelere, ongedateerde houtskoolschets waarin het dier in drie verschillende houdingen is weergegeven, eveneens in het bezit van het Albertina Museum. En een derde blad, in de collectie van het British Museum in Londen, vertoont in ieder geval sterke overeenkomsten in stijl en techniek met de krijttekening uit 1637. Dit suggereert dat deze bij dezelfde gelegenheid ontstaan is.
Hansken en De Zondeval
De vraag is natuurlijk: heeft Rembrandt meer van deze studies van Hansken gemaakt? Je zou het bijna vermoeden. Want in 1638, de olifant was toen vanuit Amsterdam voor een grand tour vertrokken naar andere steden in Nederland, Duitsland en Denemarken, vervaardigde Rembrandt een ets van De Zondeval. In deze christelijke voorstelling zien we Adam en Eva afgebeeld als niet-geïdealiseerde volksfiguren, voor de zeventiende eeuw zeer ongewoon. De appel is vanuit de boom aangereikt door een draakachtig reptiel, de duivel voorstellend.
Voor deze Bijbelse voorstelling gebruikte Rembrandt een ets van Dürer als voorbeeld. Maar in de achtergrond zien we een jonge olifant rennen. Een dier dat in Rembrandts tijd symbool stond voor zuiverheid, kuisheid, gematigdheid en deugdzaamheid. Door deze deugden werd de olifant gezien als een edel dier, dat door de antieke schrijvers Plinius en Plutarchus zelfs een religieus karakter werd toegedicht. In die verschijning geeft Hansken als exotisch en paradijselijk wezen tegenwicht aan de antichristelijke satan in de boom.
Expositie Alle Rembrandts
Deze voortreffelijke ets met waarheidsgetrouwe figuren laat zien waartoe de dagelijkse artistieke oefeningen naar de natuur konden leiden. Dit was ook de les voor jonge kunstschilders in de zeventiende eeuw. ‘Voornamentlijck moet men sijn kans waarnemen omtrent de vremdigheden, als van Leeuwen, Tygers, Beeren, Olyphanten, Kameelen ende diergelijcke wilde Dieren, diemen selden onder oogen krijght, en somtijds evenwel hebben moet om in sijn Inventien toe te passen’, aldus de Middelburgse uitgever en kunsttheoreticus Willem Goeree in 1670. De tekeningen van Rembrandt laten zien dat de Amsterdamse meester deze aanbevelingen al ver voor die tijd in praktijk bracht.
Overigens werd Jacques Specx (1585-1652), de VOC-commandeur die Hansken succesvol naar Nederland had gebracht, een goede klant van Rembrandt. In zijn nalatenschap bevonden zich 81 schilderijen, waaronder vijf van de beroemdste meester uit de Gouden Eeuw. Helaas zijn geen van deze werken te zien in het Rijksmuseum op de tentoonstelling Alle Rembrandts. Ze behoren niet tot de collectie van het Rijksmuseum, maar zijn wereldwijd verspreid geraakt over verschillende collecties. Rembrandts olifant zien we op deze expositie gelukkig wel terug. Als een vrolijke noot naast Adam en Eva in De Zondeval.
Alle Rembrandts: Ter gelegenheid van zijn 350ste sterfjaar presenteert het Rijksmuseum voor het eerst alle schilderijen, etsen en tekeningen van Rembrandt in één tentoonstelling. De expositie is te zien tot en met 10 juni 2019.
Meer weten over Rembrandts olifant? Auteur Michiel Roscam Abbing schreef er een boek over: In het spoor van Hansken.