Oost-Afrika en Kerala (India) zijn in 2018 getroffen door overstromingen met veel doden, gewonden en schade als gevolg. Overheden, bedrijven en burgers beschikten niet over data over bijvoorbeeld de stijging van het waterpeil. Veel ellende was te voorkomen geweest als ze die toegang wel hadden gehad.

Ik schrik plotseling wakker. Een lichte aardbeving wekt mij in mijn hotelkamer. Op de website van het KNMI zoek ik het actuele seismogram en zie dat er rond 6.30 uur 21 km ten zuidoosten van Mostaganem in Algerije een beving heeft plaatsgevonden van 4,9 op de schaal van Richter. Ik plak de grafiek nog even snel in de presentatie die ik een paar uur later aan de universiteit van Mostaganem ga geven.

Mijn presentatie gaat over het delen van data. Ik begin met het seismogram van die ochtend. Hoewel alle toeschouwers de aardbeving die ochtend hebben gevoeld, wist niemand de magnitude en locatie. Ze waren dan ook verbaasd dat ik als buitenlander wel toegang had tot die gegevens.

Open Data

De data waarmee het KNMI het seismogram genereerde, zijn beschikbaar als zogenaamde Open Data. Open wordt hier gedefinieerd als ‘data die vrij gebruikt , hergebruikt en opnieuw verspreid mogen worden door iedereen – onderworpen enkel, in het uiterste geval, aan de eis tot het toeschrijven en gelijk delen’ (Open Data Handbook).

Een pdf-bestand met een kaartje van de hoeveelheid fijnstof in een stad valt dus niet onder Open Data. Het is slechts een plaatje en de onderliggende data zijn niet beschikbaar voor analyses. Voor onderzoeksdata gebruiken we vaak de zogenaamde FAIR-principes. FAIR is een acroniem voor Findable, Accessible, Interoperable and Reusable (vindbaar, toegankelijk, uitwisselbaar en herbruikbaar).

Toegang is een mensenrecht

Of het nu gaat om aardbevingen, overstromingen, droogte of milieuvervuiling, zonder data kunnen we niets. Voorspellingsmodellen, mobiele apps en webservices voor beleidsondersteuning zijn echter alleen bruikbaar als er voldoende data vrij beschikbaar zijn. Die data worden veelal door overheden verzameld, bekostigd door de belastingbetaler. De belastingbetaler zou daarom recht moeten hebben op toegang tot deze data. Mits die geen inbreuk maken op de privacy en veiligheid van burgers.

Open Data verzameld door de overheid hebben verschillende voordelen. Allereerst leveren die meer transparantie op en een betere kennis van de veranderingen in de leefomgeving voor burgers, onderzoekers en bedrijven. De kosten dalen door hergebruik van en eenvoudige toegang tot die gegevens. Door Open Data te combineren kunnen we innovatieve toepassingen als betaalde diensten door middel van marktwerking ontwikkelen. Het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN), de digitale hoogtekaart van Nederland, is hier een goed voorbeeld van. Een ander mooi Nederlands voorbeeld van Open Data is Buienradar, gebaseerd op gegevens van de regenradar die het KNMI beschikbaar stelt.

Actueel Hoogtebestand Nederland

Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). Een gedetailleerde hoogtekaart van Nederland, beschikbaar als Open Data. (Bron: AHN)

Economische voordelen

Uit een rapport van de Wageningen Universiteit in opdracht van het ministerie van Economische zaken uit 2016 blijkt dat na de openstelling van het AHN in 2014 het aantal zakelijke gebruikers met 80 procent is gestegen en dat die gebruikers zo’n 1,8 miljoen euro hebben geïnvesteerd in afgeleide producten en diensten. Die vrije toegang levert dus ook nieuwe banen op.

Hoewel economische voordelen van Open Data moeilijk zijn te becijferen, heeft de Europese Commissie toch een poging gedaan. De conclusie is dat in 2020 Open Data zo’n 25.000 nieuwe banen creëren en overheden zo’n 1,7 miljard euro besparen door een efficiëntere uitwisseling van data.

Infrastructuur voor het delen van data

Standaardisering is belangrijk om data wereldwijd uit te wisselen. Systemen die het delen van data volgens de FAIR-principes mogelijk maken noemen we Spatial Data Infrastructures (SDI). Meer dan 500 partijen, overheden, private sector, onderzoeksinstellingen en non-profitorganisaties, hebben binnen het Open Geospatial Consortium (OGC) internationale standaarden afgesproken voor geo-informatie.

In Europa geldt hiervoor sinds 2007 de INSPIRE-richtlijn. Die schept een kader voor het uitwisselen van overheidsdata over de leefomgeving. Hierdoor is het voor landen ook mogelijk om via een nationaal portaal, zoals het Nederlandse Nationaal Georegister, de nationale data toegankelijk te maken. Alle data zijn rechtstreeks beschikbaar voor producten en diensten, zoals de  OmgevingsAlert App of de actuele waterstanden in Limburg. Belangrijk is dat de INSPIRE-data niet alleen toegankelijk zijn voor burgers van de EU, maar voor iedereen.

IHE Delft heeft samen met het Keniaanse bedrijf Upande in Kenia, Benin en Mozambique SDI-infrastructuren opgezet, zodat overheden, bedrijven en burgers data kunnen delen en gebruiken voor integraal waterbeheer.

Open Data: Geoportaal voor de Mara, Kenia

Open Data: Geoportaal voor de Mara, Kenia (Bron: MaMaSe)

Hulp van burgers

Ook burgers verzamelen steeds meer data, zodat het monopolie niet meer bij de overheid ligt. Zo is OpenStreetMap een zeer succesvol platform waar iedereen kan bijdragen aan de meest complete kaart van de wereld. Die geografische data kunnen we bijvoorbeeld gebruiken voor humanitaire hulp, zoals na de orkaan Irma op Sint Maarten.

Zogenoemde burgerobservatoria gaan nog een stap verder. Hierin werken burgers, wetenschappers en beleidsmakers samen aan milieuthema’s door informatie te verzamelen en dit met elkaar te delen en te bespreken. Een voorbeeld hiervan zijn de jaarlijkse luchtkwaliteitsmetingen van burgers en het RIVM tijdens Oud en Nieuw, mooi gevisualiseerd in het dataportaal Samen Meten.

In het door de EU gefinancierde Ground Truth 2.0-project, geleid door Uta Wehn van IHE Delft, werken zes burgerobservatoria op actuele milieuthema’s. In Nederland is het burgerobservatorium Grip op Water Altena opgericht om het Land van Heusden en Altena in Noord-Brabant klimaatbestendiger te maken.

Grip op water

Grip op water: Altena informeert bezoekers van een lokaal evenement over het belang van een klimaatbestendige tuin. (Bron: Harold Scheepers, gemeente Altena)

Overheidsmonopolie op data is niet FAIR

In veel ontwikkelingslanden is de toegang tot data niet wettelijk geregeld en als dat wel het geval is,  is die vaak restrictief. En dan is er nog het verschil tussen de theorie van een wet en de praktische uitvoering. Uit de praktijk weten we dat de overheden vaak een monopolie hebben op data en dat top-down organiseren. Daardoor hebben gebruikers niet alleen geld nodig om toegang te krijgen, maar ook een goed netwerk.

In Kenia bijvoorbeeld, staat in de Water Act (pdf) van 2016 dat er kosten zijn verbonden aan de toegang tot data. Alle metingen in bijvoorbeeld een rivier, zijn eigendom van de Water Resources Authority (WRA). Volgens de Water Act moeten gebruikers die data kopen, en dat komt de toegankelijkheid niet ten goede. Een uitzondering is de National Data Revolution Policy van Rwanda uit 2017. In dit land zijn alle data standaard open.

Transparantie

De autoriteiten in sommige landen zien transparantie van data-acquisitie door burgers, projecten en ngo’s als een bedreiging. De kans is dan ook groot dat dit soort burgerparticipatieprojecten worden tegengewerkt.

Ook kwalijk is het als met geld van buitenlandse donoren zoals Nederland, data worden verzameld die vervolgens eigendom worden van de autoriteiten. Omdat sommige landen de eerdergenoemde FAIR-principes van Open Data vaak niet volgen, zijn die gegevens vaak niet opnieuw beschikbaar voor burgers en vervolgprojecten. Het gevolg is dat donoren veel dubbel investeren omdat ze niet weten dat de benodigde gegevens er al zijn. Dat geld kunnen ze beter besteden aan het oplossen van milieuvraagstukken en het ontwikkelen van innovatieve toepassingen, dan het aan de overheid te geven.

Dit probleem is nog groter omdat lokale onderzoekers en bedrijven vaak niet weten dat veel data, zoals OpenStreetMap en satellietdata, openbaar zijn. Die gegevens moeten ze in eigen land kopen bij de autoriteiten, terwijl precies dezelfde informatie gratis online staat.

Practice what you preach

Het is vreemd dat overheden in Europa met de INSPIRE-richtlijn data zoveel mogelijk openstellen voor de belastingbetaler, terwijl die reflex er bij ontwikkelingsprojecten, gefinancierd door dezelfde overheden (lees de belastingbetaler), ontbreekt. In het kader van practice what you preach moeten donoren meer druk uitoefenen op overheden in ontwikkelingslanden om data beschikbaar te maken via Open Data-portalen. Dit kunnen ze al eisen aan het begin van een nieuw project. Zo’n project moet ook voorzien in kennisdelen en de ontwikkeling van een SDI.

Benin doet dit al. Het land ontwikkelde samen met de gebruikers een SDI en geeft trainingen in het gebruik. Ook probeert het land partners bewust te maken van het belang ervan. Het Nationaal Water Informatiesysteem (SNIEAU) van Benin is een platform voor data-uitwisseling voor het Deltaplan van de Ouémé rivier, dat Nederland financiert in het bilaterale programma OmiDelta.

Met echte Open Data kunnen we hopelijk de impact van rampen, zoals de overstromingen in Oost-Afrika verkleinen. En zijn burgers in Algerije net zo goed geïnformeerd over aardbevingen als Groningers.

In een volgende blog zal ik ingaan op het gebruik van Open Source software in de water sector van ontwikkelingslanden.

YouTube-filmpje: Overstromingen bij Talek, Kenia in 2018, (c) Mark de Blois.