Archeologie is een fantastische hobby. Akkers afspeuren naar opgeploegde vondsten kan heerlijk Zen zijn. Bovendien levert dit ook veel informatie op over ons verleden. Maar soms verwordt zo’n hobby tot rücksichtlos schatzoeken. Met dure detectors zoeken mensen vooral fanatiek naar metaalvondsten en verhandelen die niet zelden voor grof geld. Woensdag praat de Tweede Kamer over de bescherming van ons erfgoed. Om archeologische vondsten voor Nederland te behouden, is het hoog tijd de regels beter te handhaven en misschien zelfs de Erfgoedwet aan te passen.
Wat doe je als je bassist was in een van de succesvolste bands ooit, maar je soloplaten nét niet je-van-het blijken? Dan ga je piepen. Met een metaaldetector. Met de Bill Wyman signature metaaldetector bijvoorbeeld. Als archeoloog heb ik daar dubbele gevoelens bij. Omdat de Beatles beter zijn dan de Stones? Nee. (Al zijn ze dat natuurlijk wel). Wel omdat deze hobby voor- maar vooral grote nadelen heeft.
Waardevolle bezigheid
Eerst het grote voordeel: kent u dat denkexperiment over een omvallende boom in het bos? Als er niemand in de buurt is om hem te horen, maakt hij dan geluid? Vervang die boom door een archeologische vondst en ons denkexperiment wordt erg ontnuchterend. Want als een boer een historisch object omhoog ploegt en er is niemand die dat oppakt of registreert, dan maakt die archeologische vondst geen deel meer uit van onze geschiedenis. De informatie die we eruit hadden kunnen halen, is onherroepelijk verloren.
Als Bill of Mick, of u dus, archeologische waarnemingen doen door bijvoorbeeld velden af te struinen op zoek naar stenen werktuigen, dan is dat een enorm waardevolle bezigheid. Zo redden we veel vondsten van de eeuwige vergetelheid.
Metaaldetectoren: de ploeg een handje helpen
Met een metaaldetector hoef je niet te wachten tot de ploeg een vondst blootlegt. In dat geval kun je in de grond kijken en gericht vondsten uitgraven. Hier vind ik amateur-archeologie wat lastiger worden. Is dat nu omdat ik mijn eigen territorium bedreigd zie? Nee. Tenslotte moet je iedere vondst volgens de wet melden en zes maanden beschikbaar houden voor wetenschappelijk onderzoek. Ook mag je niet zomaar archeologische vondsten opgraven. Dit is wettelijk verboden, behalve in de bovenste 30 centimeter verstoorde grond. Dus als het goed is, nemen mensen met een metaaldetector alleen al verstoord spul mee.
Maar ik vind simpelweg dat je jezelf niet zomaar een object dat van ons allemaal is, mag toe-eigenen. ‘Boeien!’, denkt u nu. ‘Als sommige mensen wat oud schroot op hun schouw willen hebben. Laat ze lekker.’
Roest verbergt belangrijke vondsten
Ook al zien veel oude metalen objecten eruit als schroot, toch kunnen ze erg waardevolle wetenschappelijke informatie onthullen. Een klomp roest bijvoorbeeld, kan onder een röntgenapparaat een Romeinse castreertang blijken.
En niet alle metaal wordt vormeloos schroot. Want, u raadt het al, edelmetaal blijft ongeschonden. Heel soms halen schatzoekers dus vondsten van enorme waarde naar boven. En iedere Bill of Mick met een metaaldetector mag zich zomaar over die vondsten ontfermen als ze ze oppiepen.
Als zij vondsten melden (en dat is dus verplicht), dan kunnen archeologen proberen de vondst te verbinden met vindplaatsen in de buurt of andere materialen van hetzelfde veld. Zonder die melding en goede context is zelfs goud wetenschappelijk schroot. Helaas worden slechts 1 tot 2 procent (pdf) van de vondsten ook daadwerkelijk gemeld.
Van wie zijn de vondsten die je oppiept?
Dat hangt er natuurlijk van af. Als je een trouwring vindt, dan breng je hem als het goed is naar het politiebureau. En bij een archeologische vondst? Die vondsten zijn in principe van ons allemaal. Mag je die vondsten zomaar houden? Ja. Van de wet mag dat.
Neem Keltische muntschatten, die worden vooral in Limburg wel eens gevonden. Die munten zijn misschien begraven door de Eburonen, een noordelijke Keltische stam. Zij waren zo bang voor de oprukkende Julius Caesar, dat zij hun kostbaarheden verstopten. Hun vrees bleek terecht. De stam is deels uitgemoord door de genocidale generaal. Maar dankzij opgravingen zijn we veel over hen te weten gekomen. Daarom zijn deze muntschatten een belangrijke bron van wetenschappelijke informatie. En ze zijn natuurlijk dankbaar tentoonstellingsmateriaal, hoewel voor sommige musea de verzekering onbetaalbaar blijkt.
Nadat de vindplaats is gemeld, kan de vondst gewoon worden verpatst. Dat gebeurt as we speak op de veilingwebsite CataWiki. Dit onttrekt die vondsten ook aan uw eigendom. Als archeologen bodemschatten vinden bij een opgraving, dan zijn die van ons allemaal en vallen als erfgoed onder het beheer van de Staat.
In het geval van de Limburgse muntschatten is een deel in handen van de overheid en een klein deel in private handen. De particuliere eigenaren mogen hun munten gewoon verhandelen. Zo kan een zeer intrigerend deel van onze geschiedenis verdwijnen naar een anonieme verzamelaar. En wetenschappelijk gezien heb je niets aan een incomplete muntschat. Het gaat om het geheel. Om een goed idee te hebben van de herkomst en datering heb je álle munten nodig.
Bovendien wordt de opbrengst van de verkoop niet gedeeld door 17 miljoen. U krijgt niet uw deel. De opbrengst gaat naar veilinghuis en verkoper.
Metaaldetectie: een soort gaswinning?
Iemand die met een metaaldetector op pad gaat, wordt bijna behandeld zoals Shell bij de gaswinning in Groningen. Het is waar dat ze, om het spul, of het nu gas of goud is, uit de grond te krijgen, moeten investeren. In een metaaldetector in dit geval, en een schepje en tijd om te zoeken. En daar mag best wat tegenover staan. In ieder geval een vindersloon.
Natuurlijk wil ik niet impliceren dat Bill Wyman zich, à la Shell, volledig aan zijn verantwoordelijkheid onttrekt voor omwonenden en samenleving. Daar loopt mijn vergelijking natuurlijk mank. We hebben in Nederland een zogenoemd Portable Antiquities Netherlands Scheme (PAN). Hierin werken metaaldetector-hobbyisten samen met archeologen. Uit deze projecten komt fantastische kennis voort, die archeologen nooit alleen kunnen vergaren.
Toch is handel hoe dan ook problematisch. De hoge prijzen werken ook louche praktijken in de hand. Hobbyisten brengen niet alle trouwringen naar de politie en ze melden ook niet alle archeologische vondsten. En handelaren lijken dat soms aan te moedigen. Zelfs bij het televisieprogramma Tussen Kunst en Kitsch!
Wat wil ik?
Ik wil dat de wettelijke basis van metaaldetector-archeologie verandert. Ik wil dat vondsten automatisch eigendom zijn van ons allen, van de Staat. En dat de vinder een vergoeding ontvangt, niet de marktwaarde.
Ik wil dat de staat de betekenis van ensembles in de Erfgoedwet bijvoorbeeld ook op archeologische muntschatten toepast. Zo’n schat mag niet worden opgesplitst en in delen verhandeld.
Archeologen kunnen vondsten van liefhebbers niet bestuderen voordat er een overeenkomst is. De vondst moeten zij in ieder geval aan de staat aanbieden voor hij in de verkoop gaat. Als onze musea die archeologische objecten niet willen, prima. Verhandelen maar! Maar met pijn in mijn hart.
Nu wordt professor Nico Roymans van de VU in Amsterdam, die de Keltische munten heeft bekeken, ongewild misbruikt door de verkoper. Zijn oordeel voegt immers waarde toe aan de vondst. Die wetenschappelijke erkenning is veel beter dan alle certificates of authenticity die online handelsplaatsen kunnen verzinnen.
Als we niet oppassen hebben samenwerkingen zoals Portable Antiquities Netherlands dus een aanzuigende werking. Ze moedigen de vernieling van ons aller verleden aan. Noem me naïef, maar ik denk dat een goede omgang met ons erfgoed in het algemeen belang is. Onze bodemvondsten vertellen ons over onze cultuur, over het verleden van ons allemaal. We moeten dat niet uitbesteden à la de gaswinning, zodat er hoogstens allerlei ongeregistreerde contextloze verzamelingen curiosa ontstaan.
De Commissievergadering Erfgoed en Monumenten vindt plaats op woensdag 5 juni. Aanvang 10.00 uur.
Hoofdfoto: Allan Murray-Rust, CC-BY via Geograph.org.