Louise Bennett-Coverley (1919-2006) was een van de invloedrijkste figuren in de Jamaicaanse cultuur. Als dichter, schrijver, folklorist en performer met een ongeëvenaard optimisme en onbaatzuchtigheid gaf Miss Lou de Jamaicaanse creooltaal, Patois, de status die het verdient. Die van een echte taal.
Louise Bennett-Coverley (Miss Lou), cultureel icoon en ontvangster van vele onderscheidingen, waaronder de Jamaicaanse Orde van Verdienste, las zoals gebruikelijk haar werken luid voor tijdens gemeenschappelijke bijeenkomsten. Haar werken in Patois kwamen pas volledig tot hun recht tijdens een performance. Het uitdrukken van een nationale, postkoloniale identiteit vroeg namelijk om dialoog en gemeenschap.
Haar voorstellingen waren altijd gevuld met scherpe opmerkingen en het publiek kon haar aanstekelijke lach en charisma nooit weerstaan. Er werd gejuicht en geklapt. Met haar theatervoorstellingen vocht ze voor een stem. Niet voor haar eigen stem. Die klonk al luid en duidelijk. Maar voor die van haar volk.
Een melange van talen en culturen
Rijkdom aan verscheidenheid zorgde volgens Miss Lou voor de échte Jamaicaanse taal en de échte Jamaicaanse cultuur. Zo zei ze: “Di riches of di language mi child! Yuh si it cuz of all dis folklore an dis culture dat wi ave comes from all di different people dat ave live inna di country!” (De rijkdom van de taal, mijn kind! Zie je, alle folklore en alle cultuur die we hebben, komen van alle verschillende mensen die in dit land wonen!)
Ze vertelde verder over de Aziatische, Europese en Afrikaanse cultuur en de Caribische mensen: “Wi stir dem up an blend dem tuh a flava.” (We roeren het en mixen het tot een smaak). Deze ‘smaak’ is de taal en cultuur die voortvloeit uit deze bijzondere samenkomst van culturen. Die taal heeft veel weg van Engels, maar het is meer dan een dialect.
De Caribische dichter en academicus Kamau Brathwaite van de Universiteit van New York noemde de term dialect ongeschikt vanwege de connotaties die de term met zich meedraagt. Die was volgens hem te beperkend. Braithwaite introduceerde de term nation language, de taal die ontstaan is vanuit het gewone Caribische volk, en die de Caribische ervaring uitdrukt door middel van eigen ritmes. De term wordt onder andere gebruikt voor het werk van schrijvers uit de Cariben en de Afrikaanse diaspora in niet-standaard Engels. Miss Lou streed voor het behoud en de erkenning van haar nation language door gedichten en folklore te presenteren in Patois.
De ironie van taalcorruptie
In een voorstelling droeg Miss Lou een monoloog genaamd Jamaica Language voor. Daarin ging zij in op de opvatting dat het Jamaicaanse creool de Engelse taal bederft. “For if dat be de case, den dem shoulda call English Language corruption of Norman French an Latin an all dem tarra language what dem seh dat English is derived from.” (Als dat het geval is, dan zouden we de Engelse taal een corruptie moeten noemen van Frans en Latijn, en alle andere talen waarvan Engels is afgeleid.)
Ze wees hier op de ironie: want volgens de heersende mening is Engels geen taalcorruptie, maar een afgeleide van zijn herkomst. “Oonoo hear de wud? ‘Derived.’ English is a derivation but Jamaica Dialec is corruption!? What a unfairity! We derive too!” (Hoor je dat? Afgeleid. Engels is een afgeleide, maar het Jamaicaanse dialect is taalbederving!? Wat een oneerlijkheid! Wij leiden ook af!) Het publiek juichte instemmend. Patois is niet slechts een verbastering, het is een eigen taal. Deels afgeleid van het Engels, maar vooral een mengsel van alle talen en culturen die zijn samengekomen op het eiland Jamaica.
Spanning tussen Patois en Engels
In het gedicht Dry-Foot Bwoy legde Miss Lou de spanning tussen Patois en de Engelse taal bloot door het lyrisch subject van het gedicht haar neefje het standaard-Engels aan de kaak te laten stellen. Het gedicht gaat over een neefje dat uit Londen terugkeert naar Jamaica. Het is een ballade waarin Miss Lou speelde met het ritme en de intonatie, en zo afweek van de ritmes in de Engelse poëzie. Het neefje groet met howdy. De tante vraagt hoe het met hem gaat: Oh jolley, jolley. Ze heeft medelijden met de jongen. Hij zal wel keelpijn hebben. Misschien een vreemde buitenlandse ziekte? Op bijna alles wat ze zegt, reageert hij met Actually, What? en Oh deah! Het wordt de tante duidelijk dat de jongen zijn Jamaicaanse ‘roots’ is kwijtgeraakt.
De door Miss Lou uitgesproken over-de-top Britse accenten staken de draak met ‘gepast’ Engels. Ook liet ze zien dat het neefje niet alleen zijn Patois niet meer beheerst. Hij praat ook in zeer korte zinnen met lege woorden. Miss Lou benadrukte dit door een contrast te scheppen tussen enerzijds de rijke intonaties van Patois en anderzijds het vlakke en statische Engels met weinig intonatie. Het neefje is zijn taal, zijn ‘roots’ en zo ook zijn Jamaicaanse identiteit verloren. De tante heeft nog de macht over haar taal en kan daarin haar identiteit veel beter uitdrukken dan dat haar neefje dat kan in ‘gepast’ Engels.
Collectieve herinnering
Miss Lou bewees dat Patois een waardig medium is voor kunst en cultuur en haar werk vierde de rijkdom van de Jamaicaanse folklore, cultuur en collectieve herinnering. Miss Lou hield met haar werk haar Jamaicaanse medemens een spiegel voor en leerde hen wat het betekent om Jamaicaans te zijn.
Die nationale identiteit gaat veel verder dan wat de invloed van de Britse koloniale overheersing tot nu toe had gecreëerd. Taal en literatuur zijn essentieel voor het bouwen van een eigen identiteit. Miss Lou gaf haar medemens de moed om zich uit te drukken in zijn eigen taal, en zo kreeg Patois de erkenning en het volk de stem die ze beide verdienden.