Samenwerkingsverbanden van scholen kunnen tot 1 april 2019 subsidie aanvragen om leerlingen met kenmerken van begaafdheid extra te ondersteunen. Minister Arie Slob van Onderwijs voert op deze wijze de afspraken in het regeerakkoord uit. Dit lijkt mooi, maar er zitten addertjes onder het gras. Zo erkent de minister dat samenwerkingsverbanden en scholen te weinig kennis hebben over (hoog)begaafdheid. En toch laat hij het aan diezelfde partijen over om te bepalen welke kinderen zij als begaafd beschouwen. Ook zijn de ambities van deze partijen die in de subsidieregeling zijn opgenomen het na te streven ideaal. Die aanpak van de minister is op zijn zachtst gezegd wat wonderlijk. Welke addertjes kunnen we ontdekken?

Samenwerkingsverbanden zijn organisaties waarin alle reguliere scholen en scholen voor speciaal onderwijs binnen een regio samenwerken. Alle scholen in Nederland zijn verplicht aangesloten bij een samenwerkingsverband Passend Onderwijs. Dat zijn er in het totaal 152. De samenwerkingsverbanden ontvangen geld van de overheid voor passend onderwijs. Zij beslissen over de inzet van extra ondersteuning en begeleiding van de kinderen.

De subsidieregeling

Alle 152 samenwerkingsverbanden kunnen van 1 januari tot 1 april 2019 subsidie aanvragen voor een driejarig project dat loopt van 2019 tot en met 2022. Een samenwerkingsverband kan bijvoorbeeld subsidie aanvragen om leerkrachten bij te scholen, specifieke begeleiding van leerlingen te financieren of de samenwerking met de andere scholen te versterken. Het samenwerkingsverband kan ook samen met een andere partij, bijvoorbeeld een gemeente, het project invullen.

De overheidssubsidie is bedoeld om leerlingen met kenmerken van begaafdheid die niet voldoende hebben aan het reguliere onderwijsaanbod, extra te ondersteunen. De samenwerkingsverbanden beoordelen welke leerlingen zij als begaafd beschouwen.

De subsidie dekt maximaal 50 procent van de totale kosten van het project. De hoogte van de subsidie is afhankelijk van het aantal ingeschreven leerlingen binnen het samenwerkingsverband op 1 oktober 2017, met een maximumbedrag per leerling. Daarnaast is het aantal goedgekeurde subsidieaanvragen relevant, omdat de totale subsidie het bedrag van 56 miljoen euro niet mag overschrijden.

Inventarisatie

De subsidieregeling is tot stand gekomen na overleg met experts en ervaringsdeskundigen op het gebied van begaafdheid, waaronder ook leerlingen en ouders. Minister Slob informeerde de Kamer hierover per brief op 14 maart 2018. Volgens de minister is in de praktijk een aantal knelpunten geconstateerd binnen samenwerkingsverbanden en scholen. Zo is sprake van ontoereikende kennis over (hoog)begaafdheid, onvoldoende passend aanbod voor (hoog)begaafde leerlingen en onvoldoende samenwerking tussen scholen binnen de regio. De experts adviseerden een subsidieregeling op te zetten voor een passend aanbod voor (hoog)begaafden.

De regeling is bovendien gebaseerd op een inventarisatie van het SLO Nationaal Expertisecentrum Leerplanontwikkeling, een van de landelijke pedagogische centra. Het SLO vormt een netwerk voor onderwijsorganisaties en specialisten. Met behulp van een online vragenlijst inventariseerde het SLO of samenwerkingsverbanden aan begaafde kinderen aangepast onderwijs en extra begeleiding bieden, en hoe zij dit doen.

Uit de antwoorden van de respondenten blijkt dat (tijdelijke) extra begeleiding voor zogenoemde dubbel bijzondere leerlingen het meest voorkomt. Dit zijn zeer makkelijk lerende of hoogbegaafde leerlingen die kampen met leer- en gedragsproblemen. De samenwerkingsverbanden willen vooral deze leerlingen extra ondersteunen en de leerlingen die dreigen uit te vallen uit het onderwijssysteem, de zogenoemde thuiszitters. Het SLO constateerde: ‘Duidelijk is dat op dit moment begaafdheid nauwelijks nog als mogelijke factor wordt meegenomen binnen de thuiszittersproblematiek.’

In de aanbevelingen adviseerde het SLO de overheid om de ambities van de samenwerkingsverbanden te volgen, en in te spelen op de ondersteuningsbehoeften van makkelijk lerende of begaafde leerlingen. Van de zes aanbevelingen van het SLO zijn er vijf onverkort overgenomen in de toelichting op de subsidieregeling. Welke addertjes zitten nu in de regeling?

Addertjes onder het gras

Foto: Hans-Peter Gauster, via Unsplash

De eerste adder: de doelgroep

In het Regeerakkoord 2017 – 2021 is opgenomen dat extra wordt geïnvesteerd in het onderwijs voor hoogbegaafden. Deze groep omvat 2,1 procent van alle leerlingen. Dit zijn in het (speciaal) basisonderwijs alleen al ruim 30.000 leerlingen, namelijk 2,1 procent van de in totaal 1.448.313 leerlingen. Hier komen de leerlingen in het voortgezet (speciaal) onderwijs dan nog bij. Minister Slob breidde deze doelgroep in zijn Kamerbrief van 14 maart 2018 uit naar de groep (hoog)begaafden. Deze groep omvat 8,5 procent van alle leerlingen. Dit zijn ruim 120.000 basisschoolleerlingen.

In de subsidieregeling van 22 november 2018 hanteert hij de doelgroep begaafden. De minister acht het namelijk niet mogelijk om een strikt onderscheid te maken tussen hoogbegaafden en begaafden omdat hij de overgang hiertussen te geleidelijk vindt. Hiermee volgt hij de lijn van het SLO en verwijst hij met de groep begaafden naar de circa 10 procent van de kinderen met begaafdheidskenmerken. Dit betreffen bijna 145.000 basisschoolleerlingen. In het Nieuwsbericht van de Rijksoverheid van 27 december 2018 staat vervolgens dat de subsidie hoogbegaafdheid vanaf 2019 beschikbaar is voor de samenwerkingsverbanden voor hoogbegaafden in hun regio.

Dus: de minister breidde de oorspronkelijke doelgroep waarin extra zou worden geïnvesteerd flink uit. De groep is bijna vijf keer zo groot geworden. Hierdoor besteedt de overheid per saldo veel minder geld aan het onderwijs aan hoogbegaafde kinderen dan is afgesproken.

De tweede adder: het doel van de regeling

In het regeerakkoord staat dat ieder kind onderwijs verdient om zichzelf maximaal te ontplooien, ook als dat extra zorg of ondersteuning vraagt. Om dit ook voor zeer makkelijk lerende of hoogbegaafde kinderen te realiseren, investeert de overheid maximaal 56 miljoen euro in het onderwijs aan deze groep. De minister ontwerpt hiervoor een subsidieregeling met het doel samenwerkingsverbanden en scholen te stimuleren een dekkend onderwijs- en ondersteuningsaanbod voor begaafde leerlingen in te richten. Maar in het Nieuwbericht van 27 december 2018 staat dat het doel van de regeling is, dat de samenwerkingsverbanden hiermee kunnen zorgen voor goed onderwijs voor hoogbegaafden in hun regio.

Dus: de minister beperkt het doel uit het regeerakkoord aanmerkelijk. Het zorgdragen voor maximale ontplooiing, ook als dat extra zorg of ondersteuning vraagt, is in de subsidieregeling beperkt tot het stimuleren van samenwerkingverbanden om een aanbod in te richten. In het Nieuwsbericht over de subsidieregeling is deze beperking niet opgenomen.

De derde adder: de verwachte effectiviteit

Het is niet reëel te verwachten dat een subsidie voor enkele kortdurende projecten het onderwijs voor zeer makkelijk lerende kinderen daadwerkelijk verandert. Uit veel (inter)nationaal wetenschappelijk onderzoek blijkt dat dergelijke projecten niet leiden tot onderwijsverbeteringen. Deze projecten zijn veelal afhankelijk van de persoonlijke interesse en inzet van leerkrachten en ouders. Projecten worden makkelijk stopgezet als het budget vermindert of de leerling voor wie de aanpassing was georganiseerd, van school gaat.

Dus: om het doel in het regeerakkoord effectief in te vullen is een duurzame investering nodig in plaats van een investering in kortdurende projecten.

De vierde adder: ontoereikende kennis

De minister constateerde zelf dat de kennis over hoogbegaafden ontoereikend is. Het gevolg hiervan is, dat de noodzaak van aangepast onderwijs onderbelicht is. En er ontstaan denkbeelden over zeer makkelijk lerende kinderen niet kloppen. Een daarvan is, dat zij er toch wel komen. Een belangrijke reden waarom deze kennis ontbreekt bij samenwerkingsverbanden, scholen, lerarenopleidingen èn op onderwijsbeleidsniveau is, dat deze kennis verspreid is over verschillende wetenschapsdisciplines. De kennis is daardoor niet gemakkelijk toegankelijk.

Dus: de subsidieregeling bouwt niet voort op beschikbaar wetenschappelijk onderzoek, maar is gebaseerd op ontoereikende kennis in het onderwijsveld. Dit is in weerwil van de expliciete aanbeveling van de Commissie Dijsselbloem (2008) en de Onderwijsraad (2014) om beter gebruik te maken van wetenschappelijke kennis.

De vijfde adder: cruciale rol

De samenwerkingsverbanden beoordelen welke kinderen leerlingen met kenmerken van begaafdheid zijn.

Dus: de minister geeft samenwerkingsverbanden en scholen een cruciale rol in de uitvoering van de subsidieregeling, terwijl hij zelf heeft geconstateerd dat hun kennis over zeer makkelijk lerenden ontoereikend is. De samenwerkingsverbanden mogen desondanks bepalen welke kinderen voor extra ondersteuning in aanmerking komen.

De zesde adder: curatief en niet preventief

Zeer makkelijk lerende leerlingen ontwikkelen leer- en gedragsproblemen door onvoldoende aangepast onderwijs, zo blijkt uit wetenschappelijk onderzoek. Zij worden dubbel bijzondere leerlingen genoemd en kunnen ook thuiszitters worden door de vele problemen. Samenwerkingsverbanden en verschillende deskundigen zien vaak niet dat zeer makkelijk lerende kinderen met leer- en gedragsproblemen kampen juist vanwege het feit dat het onderwijs onvoldoende of niet is aangepast aan hun leerbehoefte. Daarnaast onderkennen deze partijen nog nauwelijks dat relatief veel thuiszitters hoogbegaafd zijn. Zij focussen op de ondersteuning van dubbel bijzondere kinderen en verlenen vooral curatieve zorg. Zij investeren niet in de preventie van deze problemen.

Het SLO heeft deze curatieve aanpak overgenomen in zijn aanbevelingen voor de overheid en die zijn vervolgens opgenomen in de subsidieregeling. Curatieve zorg is in feite niet veel meer dan symptoombestrijding, een oplossing voor ontstane problemen. Het is beter om de oorzaak van de problemen aan te pakken. Preventie maakt een groot deel van de curatieve zorgverlening overbodig.

Dus: de minister heeft de focus van de samenwerkingsverbanden op curatieve zorgverlening overgenomen in de subsidieregeling. Investering in preventie van de problemen is echter noodzakelijk. Voorkomen is beter dan genezen.

Weggegooid geld

De verwachtingen dat de subsidieregeling voor hoogbegaafden daadwerkelijk wat oplevert, zijn al met al niet hoog gespannen. De opdracht uit het regeerakkoord om ieder kind onderwijs te geven dat het verdient om zichzelf maximaal te ontplooien, wordt met deze subsidie ogenschijnlijk netjes uitgevoerd. Maar eigenlijk zijn het inspanningen voor de bühne. Inhoudelijk leveren ze niets op. De 56 miljoen euro is in feite weggegooid geld.

Als de minister recent wetenschappelijk onderzoek had geraadpleegd, had hij veel meer kunnen doen om het doel in het regeerakkoord effectief in te vullen. Door een wetenschappelijk kenniscentrum in te richten, zou hij een duurzame investering hebben gedaan in het onderwijs aan hoogbegaafde kinderen. Zo’n kenniscentrum waarin alle beschikbare kennis over hoogbegaafdheid uit alle disciplines is samengebracht, vormt de ultieme vraagbaak voor iedere leerkracht en hulpverlener die zich met deze moeilijke materie bezighoudt. Dit vormt een krachtig èn duurzaam hulpmiddel om ervoor te zorgen dat ieder kind het onderwijs krijgt dat hij verdient.

Hoofdfoto: Mimi Thian via Unsplash