Foto’s van onze kinderen online delen, moeten we dat nu wel doen? In deze blog beschrijf ik enkele overwegingen vanuit de communicatie-ethiek en -theorie die ouders wellicht kunnen helpen hier een overwogen keuze in te maken.
Als begin dertiger heb ik zo langzamerhand behoorlijk wat vrienden met kinderen, die allemaal meer of minder actief zijn op sociale media. Nu valt het mij op dat er nogal wat verschillen zijn in hoe ouders omgaan met het delen van foto’s van kinderen op sociale media.
Waar sommige ouders vol trots de meest recente vakantiefoto’s van blij lachend kroost delen met hun online vrienden, houden andere ouders ieder beeld van hun kinderen van het internet af, of zorgen er heel duidelijk voor dat hun kind niet herkenbaar in beeld is. Er zijn zeker redenen te bedenken voor het niet online willen delen van foto’s van je kinderen: van de mogelijkheid dat foto’s mogelijk terecht komen bij pedofielen, tot het misbruik van foto’s voor marketingdoeleinden.
Toestemming en verantwoordelijkheid
Discussies over het delen van foto’s van kinderen draaien vooral om twee dingen: consent (toestemming) en privacy. Laat ik beginnen met consent: is het verantwoord foto’s van je kinderen online zetten zonder dat ze zelf in staat zijn hier toestemming voor te geven? Als je kijkt naar de ethische criteria rondom bijvoorbeeld onderzoek doen bij kinderen is er één ding vrij duidelijk. Kinderen, tot een jaar of 16, hebben toestemming van hun ouders nodig om mee te kunnen doen aan onderzoek. Het idee hierachter is dat het brein van kinderen niet genoeg ontwikkeld is om de gevolgen van bepaald gedrag te overzien.
Ouders zijn dus in principe verantwoordelijk voor welke informatie over hun kinderen met wie wordt gedeeld. En in principe dus ook voor het wel of niet delen van foto’s van hun kinderen. Een probleem is echter dat foto’s permanent op het wereldwijde web blijven staan. Als kinderen op een gegeven moment volwassen worden en in staat zijn om zelf aan te geven dat ze niet willen dat er een schattige peuterfoto van hen online staat, is het dus al te laat. Een makkelijke manier om foto’s van het internet te krijgen bestaat vooralsnog niet.
Wetenschappers, zoals Victor Mayer-Schönberger, beschrijven het fenomeen societal forgetting. Ieder mens heeft het recht om zijn of haar verleden uit te wissen en met een schone lei te beginnen. Het zou nuttig zijn eens na te denken over wat er zou kunnen gebeuren om societal forgetting ook online mogelijk te maken. Zo zouden er bijvoorbeeld houdbaarheidslimieten kunnen komen op online data, waardoor foto’s, informatie en dergelijke naar verloop van tijd van het internet verdwijnen. Google heeft hier – meer of minder vrijwillig – ook al stappen in gezet, maar het blijft lastig om informatie volledig van het internet te laten verdwijnen.
Recht op privacy
Een ander belangrijk aspect is privacy. Het staat meer of minder vast in westerse samenlevingen dat wij recht hebben op privacy, oftewel ons dagelijks leven kunnen leiden buiten publiek toezicht. De nieuwe online privacy wet, de General Data Protection Regulation (GDPR), ingegaan op 25 mei 2018, is een voorbeeld van de waarde die wij in onze samenleving hechten aan privacy. Als we het hebben over privacy, hebben we het meestal over informationele privacy. Oftewel zeggenschap over wie toegang heeft tot jouw persoonlijke informatie en wat ermee gedaan wordt. Veel ouders – en ook jongeren – zijn zich bewust van het belang van informationele privacy.
Tegelijkertijd wordt er wel eens gewezen op het feit dat kinderen, of beter gezegd tieners, uiteindelijk toch wel alles van zichzelf online willen delen. Dit klopt inderdaad als je kijkt naar de percentages van tieners die een profiel hebben op sociale media en hierop foto’s van henzelf delen. Dit is de zeer ruime meerderheid. Zijn deze jongeren dan totaal niet bezorgd over hun privacy? Uit onderzoek blijkt dat jongeren zich wel degelijk bewust zijn van hun informationele privacy en zich daar zorgen over maken.
Paradox van het online delen
Wat verklaart deze paradox van dit privacy bewustzijn enerzijds en de behoefte om alles te willen delen anderzijds? In het boek Plugged In beschrijven mediawetenschappers Patti Valkenburg en Jessica Piotrowski dat het online gedrag van tieners ook in sterke mate bepaald wordt door de behoefte aan psychologische privacy. Oftewel een gevoel van autonomie in wat je over jezelf deelt, met wie, en wanneer. Als jongeren zelf online foto’s van zichzelf delen vergroot dit dus hun psychologische privacy. Dit versterkte gevoel van autonomie is goed voor hun identiteitsontwikkeling. Echter, het idee dat hun ouders informatie of foto’s van hen delen, of hebben gedeeld, zonder dat ze daar iets over te zeggen hebben vermindert juist hun psychologische privacy.
En hoe zit het dan eigenlijk met de privacy van baby’s en peuters, die de mondigheid en capaciteit voor hun psychologische privacy nog niet hebben? Hebben zij recht op privacy? En moeten ouders die privacy beschermen, juist vooral als ze zo klein en weerloos zijn? Iedere ouder moet dit uiteraard zelf beslissen, maar het kan geen kwaad hier wat meer bij stil te staan. Wat hadden ouders zelf gewild als ze peuter waren geweest in een tijd van sociale media? Zouden ze zelf als tiener nog geconfronteerd willen worden met baby of peuterfoto’s van zichzelf online?
Boost van de likes
Discussies over waarden zoals autonoom zeggenschap en privacy van kinderen zijn in principe van alle tijden. Tegelijkertijd wordt er wel gezegd dat wij als maatschappij tegenwoordig zo verleid worden door wat wij met technologie kunnen, dat we onze moraliteit soms uit het oog verliezen. Evgeny Morozov noemt dit cyber-centrisme. Ik denk dat het vooral belangrijk is om hierbij stil te staan en te voorkomen dat we daadwerkelijk cyber-centristen worden. Wat we vooral niet uit het oog moeten verliezen, zijn de gevolgen van het plaatsen van foto’s of informatie online. Die reiken verder en zijn langduriger dan de kortstondige boost van de likes op dit moment.