Jules Deelder is overleden. Hij vierde minder dan een maand geleden zijn 75ste verjaardag en stond, minder dan een week geleden, nog op de groepsfoto van zijn uitgeverij De Bezige Bij. Deelder: Rotterdammer, jazzliefhebber, maar bovenal dichter. Bertram Mourits, hoofd collecties van het Literatuurmuseum in Den Haag, kijkt naar het oeuvre van een uitzonderlijke persoonlijkheid.

Op het festival Poëzie in Carré, 28 februari 1966, debuteerde Jules Deelder voor een groot publiek. In zwarte broek en bolletjesoverhemd, een outfit die hij al snel zou vervangen door een zwart pak. Hij las een fragment uit Cloud 9, een lang gedicht in een bezield soort spreektaal, waaruit onmiskenbaar de liefde voor muziek blijkt. Bijna sentimenteel van toon is hij in zijn bewondering voor een oude bluesman:

Uit drie luidsprekers tegelijk: Sonny Boy.
Het ene moment lachend als een kind,
blij met z’n fluitje van een cent; dan, plotseling,
als hij dieper in z’n tas met tranen kijkt, huilend.
Een oude man, een baardje en een bolhoed,
die bijna verontschuldigend in de microfoon mompelt:
‘I’m Sonny Boy Williamson’

Een tikje timide stond hij daar nog. Maar al snel werd duidelijk dat deze plek voor hem de juiste was: het podium, de muziek, de performance, en dan vooral zijn poëzie. Het klopte. Jules Deelder is dan ook een literair kind van de jaren vijftig en zestig. Je proeft de invloed van de beat poets in zijn liefde voor jazz en blues en drugs. Ook de spreektaalachtige manier waarop hij de werkelijkheid benaderde, is typisch voor de tijd. Waar Simon Vinkenoog zich graag liet meeslepen door de romantiek van Allen Ginsberg, blijft Deelder wat zakelijker, onderkoelder.

Jules Deelder

Jules Deelder (Foto: Edelha, via Wikimedia Commons)

Zestigers

Vinkenoog groeide literair op in de omgeving van de Vijftigers; Deelder veel meer rondom de Zestigers. Vooral de Rotterdammer Cornelis Bastiaan Vaandrager speelde een belangrijke rol. Vaandrager was aanvankelijk niet erg ruimhartig tegenover zijn bewonderaar. In de roman De hef komt Deelder voor als ‘een laffe, karakterloze en leugenachtige meespeler’. Jules Deelder kan dat onmogelijk leuk hebben gevonden, maar hij heeft er uiterst chique op gereageerd. Namelijk helemaal niet. Nooit heeft hij zonder respect over Vaandrager gesproken, en altijd diens invloed erkend. Toen ik hem interviewde voor de Poëziekrant zei hij, nog steeds bewonderend: ‘Ja, Vaandrager legde zijn life on the line. Hij waagde ook het leven van anderen. Maar hij was oké. Hij speelde een grote rol in de stad.’

Een van de dingen die Deelder ontleende aan de jaren-zestigdichters, was het presenteren van tekstfragmenten die vaak rechtstreeks aan de werkelijkheid ontleend leken te zijn. Dat deed hij in de vorm van een gedicht – een techniek die nog het meest lijkt op de readymade van Marcel Duchamp. Of heel korte gedichten, gebaseerd op eigenzinnige waarneming. Waar Vaandrager in het restaurant van Madurodam constateerde: ‘De kroketten in het restaurant / zijn aan de kleine kant’, ontleende Deelder aan een klein nieuwsfeitje het gedicht ‘Hallelujah’:

54% van de Nederlandse
gezinnen bezit een bijbel,
56% een kookboek

Deelder als jonge leerling van de Rotterdamse Zestigers – met dat uitgangspunt is hij literair-historisch goed te plaatsen. Dat neemt niet weg dat hij wel degelijk een eigen, herkenbare stem had.

Performance

Voor een deel heeft dat te maken met die performance. Veel van Deelders ‘nieuw-realistische’ gedichten hebben een clou, een pointe, een verrassende afloop. Zo is er dit gedichtje (een deel uit Het noorden vinden zonder kompas), dat het programma lijkt te zijn van een vrolijk uitje met de bus van een of andere gezelligheidsvereniging. Tot de laatste regel.

’s Zaterdagsmorgens
arriveren de deelnemers
in de hotels te Goes.
Om 12 uur stapt men in
een touringcar, die u
naar Kapelle brengt, al-
waar in Restaurant ‘De
Caisson’ een Zeeuwse
koffiemaaltijd wordt ge-
bruikt. Dit heeft een
hartaanval tot gevolg.

Het werd voorgelezen tijdens de Nacht van de poëzie in 1983 en is te horen op de verzamel-cd Ode aan de nacht. Zoals te horen valt op die opname, is het verrassingseffect bij het publiek groot. Deelder wist heel goed waarin hij beter was dan de dichters rondom De Nieuwe Stijl: controle, (zelf)beheersing en theater. Deelder heeft inhoudelijk zonder twijfel een en ander van Vaandrager en collega’s overgenomen, maar in een ding is hij veel behendiger. Jezelf presenteren (en overleven).

Jules Deelder

Jules Deelder en New Cool Collective 2007 (Foto: Marco Raaphorst via Flickr)

Eigenheid

Deelders eigenheid uit zich niet alleen op het podium, maar zit ook in de thematiek. Daarin speelt de oorlog na verloop van tijd een steeds grotere rol. Invloed van Armando, zou ik nu in het verlengde daarvan kunnen constateren, maar vermoedelijk is het ook een fascinatie die hem als Rotterdammer met de paplepel is ingegoten.

Een van zijn bundels noemt hij Junker 88 (verschenen in 1983, met een titel die verwijst naar een Duitse bommenwerper), en die staat vol met fragmentarische gedichten vol geweld. Het is alsof er bommen ontploft zijn in de strofes:

Heuvelop-
afwaarts voort-
rollende pletwals
Huilend en sissend
orgel van staal

Helemaal onbegrijpelijk is dit niet, maar deze gedichten zijn ver verwijderd van het humoristische neorealisme van de jaren zestig. Zinsdelen zijn onlogisch aan elkaar vastgeplakt, het geheel is vaak ongrammaticaal. De flarden zijn bij elkaar geen coherent geheel. Ze vormen meer een impressie dan een afgerond beeld.

De oorlog is iets wat buiten de gewone werkelijkheid staat. Deelder laat dat ook zien in gedichten die – net zo truttig als het gedicht over het busuitje – handelen over het reilen en zeilen van een bestuur en zijn penningmeester, secretaris en voorzitter. Alles gaat door, daar doet een wereldoorlog niets aan.

In 1913 trad de penningmeester af
In 1914 ging het geheele bestuur heen
In 1915 moest een nieuwe secretaris gekozen worden
In 1916 stelde de voorzitter zijn hamer beschikbaar

De dingen gaan door in dit gedicht, dat hij Oorlog en vrede heeft genoemd. Die nonchalance, de humor, de nadruk op het podium, hebben wel tot gevolg gehad dat kritische waardering vaak wat ten achter liep bij zijn populariteit. Hij deed graag alsof hem dat niks kon schelen, maar hij bracht dat gebrek aan waardering toch vaak ter sprake, zelfs in gedichten. Ook zijn minieme bundel Rotterdamse Kost (het Poëziegeschenk 2017) werd afgekraakt, alsof hij maar wat gemakzuchtig op papier had gekwakt.

Waarnemen en daarvan getuigen

Dat is waarschijnlijk niet waar. Hij had aan de korte gedichten wel degelijk zo lang geschaafd dat alles op zijn plek stond. Hij kende het bundeltje dan ook uit zijn hoofd. Tijdens het interview dat ik al eerder noemde, filosofeerde hij enige tijd over wat poëzie voor hem moest zijn. Hij kwam uit op verrassend grote woorden: “De waarheid zit in een paradox gevangen. En hij gaat razendsnel op en neer tussen de polen van de tegenstelling. Je kan hem nooit vangen. En daarom moet je elke dag opnieuw proberen om voor de rest van de mensen te laten zien dat die waarheid er is. Maar dat wil niet zeggen dat je hem moet benoemen. Je moet laten zien dat-ie er is.”

Waarnemen dus, en daarvan getuigen. Hardop, vaak in plat Rotterdams, meestal met humor en relativeringsvermogen, en een groot zelfbewustzijn van wat je met poëzie kunt doen. Jules Deelder liet op zijn veertiende een visitekaartje maken en zette erop: ‘Dichter’. Hij wist wat hij deed, en heeft dat een carrière lang waargemaakt.

Hoofdfoto: Jules Deelder en New Cool Collective , Oude Luxor 02-05-2009. (Foto: Guus Krol via Flickr)
Foto: Jules Deelder portret (Foto: Edelha, via Wikimedia Commons)
Foto: Jules Deelder en New Cool Collective 2007 (Foto: Marco Raaphorst, via Wikimedia Commons)

Foto Bertram Mourits, Jelmer de Haas (Met toestemming gebruikt)