In het Gerendal in Zuid-Limburg deed ik een opmerkelijke vondst. Ik ving daar vorig jaar een klokjesgroefbij, een soort die al 70 jaar niet meer in Nederland gezien was. Hoe vind je nieuwe soorten en wat betekent dat voor de biodiversiteit in Nederland?
In mijn vrije tijd ga ik graag het veld in op zoek naar wilde bijen en dan vooral de ‘leuke’ soorten. Dit kan van alles zijn, bijvoorbeeld een soort met een leuk gedrag zoals de grote wolbij waarvan het mannetje territoriaal een plant verdedigt, een mooie bij zoals blauwe metselbij of een (voor mij) nieuwe soort die ik nog niet eerder heb gezien.
Nieuwe soorten zijn extra leuk omdat je ervan kunt leren. Met elke nieuwe bijensoort die ik tegenkom en goed bestudeer, groeit mijn mentale bijen-zoekkaart. En omdat een bij deel uitmaakt van een groter systeem, leer je met elke nieuwe bijensoort weer meer over de wereld. Want een bij bestuift de lokale bloemen, gebruikt nectar en pollen en dient als voedselbron voor andere organismen in het systeem.
Hoe leer je een nieuwe bij kennen?
Om een nieuwe bij te leren kennen, is het meestal nodig het dier te vangen en in een potje te bekijken. Alleen dan kan ik kijken naar specifieke kenmerken zoals de vorm van de achterpoot of de haren langs de ogen. Deze kenmerken ken ik niet uit mijn hoofd, maar staan in de veldgids in de vorm van een determinatiesleutel. Die sleutel volgt een aantal stappen die meestal leiden naar de soortnaam van de mysterieuze bij.
Meestal. Maar bij mijn mysteriebij die ik vorig jaar zomer had gevangen, was dat niet het geval. Ik was met een groepje jonge bijenzoekers van de JNM – jongeren in de natuur op excursie in het Gerendal in Zuid-Limburg, toen ik een vrij grote vrouwtjesbij ving die uit een klokje van de campanula vloog.
We wisten niet wat het was, dus gingen we de vragen van de determinatiesleutel doorlopen. We kwamen daarbij steeds op de verkeerde soorten uit. Ze hadden volgens de gids bijvoorbeeld een ander formaat of leefden in een ander jaargetijde.
Spannende zoektocht
De zoektocht werd steeds spannender. Al snel appten we druk naar vrienden met kennis over wilde bijen. Daar hebben we zelfs een speciale Whatsapp-groep voor. Het leek erop dat ik misschien een soort had gevangen die niet in de Nederlandse sleutel voorkwam. Daarom was de volgende stap het volgen van een Europese sleutel. Vaak zijn deze sleutels wat minder gemakkelijk omdat ze Frans- of Duitstalig zijn of gebruik maken van een verouderde taxonomische indeling. Foto’s gingen over en weer en uiteindelijk kwam het verlossende antwoord. Het leek een klokjesgroefbij (Lasioglossum costulatum) te zijn.
De klokjesgroefbij was al 70 jaar niet meer in Nederland gezien en in totaal maar twee keer eerder. Daarom was het belangrijk om het zeker te weten. We maakten betere foto’s en stuurden een email naar Frank van der Meer, de groefbijenexpert van Nederland, die de vondst inderdaad bevestigde.
Waarneming
Vervolgens meldden we de waarneming op waarneming.nl. Dit is de plek waar iedereen kan aangeven welke dier- of plantensoort hij wanneer en waar gezien heeft (liefst met foto). Omdat het zo’n leuke vondst was, schreven we er een uitgebreid artikel over waarin we de determinatiekenmerken verduidelijken met foto’s.
Dit proces was voor mij super leerzaam en tijdens het uitzoeken best wel spannend. Daarom een van de leukste vondsten van 2019. Maar wat schieten we er nu mee op? Is Nederland nu een nieuwe bijensoort rijker? Verbetert langzaam de kwaliteit van de graslanden? Hoeven we ons geen zorgen meer te maken om de afname van de biodiversiteit?
Biodiversiteit
Uit één vondst kan je dit nooit concluderen. Om te spreken over een nieuwe soort in Nederland moet je bijvoorbeeld zeker weten dat er echt een populatie in het land leeft. En onze klokjesgroefbij zou een overgewaaide enkeling uit Duitsland kunnen zijn. Om iets te zeggen over de graslandkwaliteit heb je vondsten nodig van heel veel verschillende soorten: sprinkhanen, mieren, vliegen. Samen geven zij een completer beeld. Om iets te kunnen zeggen over de trend van de biodiversiteit heb je vondsten nodig over meerdere jaren.
Hoewel de wetenschap met één vondst niets kan zeggen over de grote trends, is elke vondst wel belangrijk. Al die vondsten samen vormen de dataset waarmee onderzoekers de kwaliteit van een grasland, een sloot of een stadspark kunnen bepalen. De vondsten van 30 jaar geleden, samen met de vondsten van nu en de komende 30 jaar laten zien hoe de biodiversiteit in Nederland is veranderd.
Dit is dus precies waarom het zo belangrijk is om collecties te hebben waarin al deze vondsten liggen opgeslagen. Meestal gebeurt dit in natuurhistorische musea die daarom erg belangrijk zijn. En daarnaast moet je mensen hebben die de vondsten kunnen bevestigen. De experts zijn dus minstens zo belangrijk. Hopelijk doen mensen vaker leuke vondsten en bouwen we op deze manier samen aan deze spannende, groeiende dataset.
Fotocredits:
Hoofdfoto: Klokjesgroefbij vooraanzicht (Foto: Flor Rhebergen)
Blauwe metselbij (Foto: Lisette van Kolfschoten)
Akkerhommel in een potje (Foto: Lisette van Kolfschoten)
Klokjesgroefbij (Foto: Flor Rhebergen)
Lisette in het Gerendal, Zuid-Limburg (Rien de Vries)
Alle foto’s met toestemming gebruikt.