Opwinding onder historici en archeologen de afgelopen week. Een eeuwenoude, herontdekte tekst werpt wellicht meer licht op de geschiedenis van het oude Troje. Want wat weten we eigenlijk écht over de Trojaanse oorlog? Heeft die überhaupt wel plaatsgevonden? Een Zwitserse archeoloog en een Nederlandse historicus denken nu bewijs te hebben gevonden voor de oorlog – en nog veel meer.

De Duitse archeoloog Eberhard Zangger presenteerde afgelopen zaterdag zijn nieuwe boek Die Luwier und der trojanische Krieg, waarin hij een tekening opnam van een tot dusverre ongepubliceerde rotsinscriptie. Die is volgens Zangger al in 1878 in het Turkse dorpje Beyköy gevonden. Deze tekst lijkt een schat aan nieuwe informatie te bevatten over Troje en de geschiedenis van west-Turkije in de dertiende en twaalfde eeuw voor Christus.

De tekst is opgesteld in het zogenaamde Luwisch Hiërogliefen schrift: een schriftsysteem dat door slechts een handvol specialisten ter wereld kan worden gelezen. Eén van die specialisten is de Nederlandse oudheidkundige Fred Woudhuizen. De historicus heeft op verzoek van Zangger een vertaling gemaakt van de tekst, die in december verschijnt in het Nederlandse wetenschappelijke tijdschrift Talanta. Uit die vertaling blijkt dat de rotstekst, die oorspronkelijk zo’n 29 meter lang was, rept over het machtige koninkrijk Mira in west-Turkije, en de relaties tussen Mira en andere vorstendommen in de regio, waaronder Troje.

Troje

Iedereen heeft wel eens van de Trojaanse oorlog gehoord. De oorlog om Helena, de koningin van het Griekse Sparta, die was geroofd door de Trojaanse prins Paris. Dit wereldberoemde verhaal is vooral bekend uit de Ilias, een werk dat traditioneel wordt toegeschreven aan Homerus – een dichter die in de achtste eeuw voor Christus zou hebben geleefd.

Veel archeologen gaan er vanuit dat het verhaal van de Trojaanse Oorlog en andere Griekse legenden grotendeels fictief zijn, maar mogelijk deels gebaseerd op ware gebeurtenissen uit de dertiende en twaalfde eeuw voor Christus. De stad Troje bijvoorbeeld, is vrijwel zeker te identificeren met de Hissarlik –een ruïne-heuvel in noordwest Turkije. Uit spijkerschriftteksten die zijn gevonden in Boghazköy (nu een dorp in centraal Turkije, maar ruim drie millennia geleden de hoofdstad van het koninkrijk van de Hetieten), blijkt dat de stad toen bij de Hetieten bekend stond als ‘Wiluša’. Die naam is heel vergelijkbaar met de Griekse naam ‘Ilios’, waar ‘Ilias’ weer aan ontleend is. En opgravingen rond de Hissarlik hebben de resten blootgelegd van een monumentale citadel die waarschijnlijk werd omringd door een uitgebreide stad.

Dat Troje ook daadwerkelijk contact had met de Griekse wereld blijkt uit zowel de archeologie als uit de Hetietische teksten. Naast Myceens Grieks aardewerk dat in Troje is aangetroffen, spreken de teksten bijvoorbeeld over aanvallen op de regio die klaarblijkelijk met goedkeuring van een Griekse koning plaatsvonden. We kennen zelfs de namen van een aantal koningen van Troje. Eén daarvan, ‘Alaksandu’ (Hetietisch voor ‘Alexander’) is ook bekend als de tweede naam voor de Trojaanse prins Paris uit de Ilias. Maar méér dan dat was tot voor kort niet bekend. De geschiedenis van Troje en de haar omringende gebieden bleef grotendeels onbekend, en de opvallende gelijkenis tussen een aantal namen en legendarische figuren kon heel goed op toeval berusten. Tot afgelopen zaterdag dus.

De tekst van Beykoy

Gedetailleerde tekst

De nieuwe tekst gaat vooral over de daden van de Koning van het land Mira, en over één van zijn generaals. Een Trojaanse prins die naar de naam Muksus luisterde, een naam die we (als Mopsus) ook kennen uit Griekse legenden. Al met al bevat de herontdekte tekening een fascinerende, en ongeëvenaard lange en gedetailleerde tekst over een tot dusverre praktisch onbekende grootmacht, waarin opvallend veel elementen die bekend zijn uit Griekse legenden bewaarheid lijken te worden.

En hierin schuilt ook meteen het probleem: want juist omdat de tekst zo uniek gedetailleerd en lang is, rijst de vraag of de tekst echt of een vervalsing is. Die twijfels rijzen vooral omdat de rotsinscriptie zélf niet meer bestaat. De stenen blokken met de inscriptie zouden in tachtiger jaren van de negentiende eeuw in de fundamenten van een moskee zijn verwerkt. Ze zijn dus niet meer te bekijken en te onderzoeken.

Voorzichtige bevindingen

De tekening van de tekst die de historici Zangger en Woudhuizen hebben bestudeerd, is aangetroffen in het archief van de bekende Britse archeoloog James Mellaart. Mellaart zou, volgens notities uit dit archief, aan deze tekst hebben gewerkt met een aantal andere vooraanstaande historici, archeologen en tekstgeleerden. En ook dit is een probleem. Niet alleen zijn alle geleerden uit het archief inmiddels overleden, maar bovendien is Mellaart zelf eerder in verband gebracht met mogelijke vervalsingen of het verzinnen van bewijs.

Zangger en Woudhuizen zijn daarom voorzichtig met hun bevindingen, maar wijzen erop dat er weinig reden is om aan te nemen dat het hier om een vervalsing gaat. Mellaart zelf zou onvoldoende kennis hebben gehad van het Luwisch, de taal waarin de rotstekst is geschreven, om zo’n lange, gecompliceerde tekst te verzinnen. Bovendien heeft de tekening jarenlang in zijn archief gelegen, zonder dat hij die ooit heeft gepubliceerd.

Wetenschappers reageren voorlopig voorzichtig. Onderzoek in Turkse archieven en musea, en verdere analyse van de documentatie uit de erfenis van Mellaart moet uitkomst bieden. Tot die tijd, en zolang de originele tekst niet kan worden onderzocht, zal de twijfel over de authenticiteit van deze unieke tekst blijven bestaan.

Hoofdfoto: Reconstructie van Troje (door Christoph Haussner)