In een crisissituatie, zoals de aanslag in Utrecht afgelopen week, wil je zo snel en precies mogelijk weten wat er speelt. De media en overheid doen er alles aan om de burger van de juiste informatie te voorzien, maar zoals de NOS signaleerde was de informatievoorziening niet voor iedereen te volgen. Bij geen enkele persconferentie was een gebarentolk aanwezig voor doven en slechthorenden.

In Nederland zijn ongeveer 500.000 doven en van deze groep zijn ongeveer 30.000 mensen afhankelijk van gebarentaal. Dat wil zeggen dat gebarentaal hun eerste taal is. Net zoals gesproken Nederlands de eerste taal is voor de meeste horende Nederlanders. Deze groep mensen kreeg hun informatie over de aanslag via social media of van andere mensen. Daarom pleit de koepelorganisatie Ieder(in) voor een gebarentolk bij crisissituaties.

Het inzetten van gebarentolken is één oplossing. Een andere oplossing is dat iedere Nederlander een beetje gebarentaal leert spreken. Onno Crasborn, hoogleraar Nederlandse Gebarentaal (NGT) aan de Radboud Universiteit gelooft dat dit laatste mogelijk is en lanceerde het initiatief Gebarentaal in elk klaslokaal.

Gebarentaal in elk klaslokaal

In Nederland bieden steeds meer basisschool (vroeg) vreemdetalenonderwijs aan. Al vanaf de peuterklas krijgen kinderen les in zowel Nederlands als Engels. Gezien de status van het Engels als lingua franca, de taal van de wereld, ligt die keuze voor de hand. Of toch niet? Het initiatief van Onno Crasborn zette mij aan het denken.

Het doel van het project Gebarentaal in elk klaslokaal is om zoveel mogelijk kinderen tussen de 7 en 14 jaar kennis te laten maken met NGT. In de weken voorafgaand aan de benoeming van Crasborn konden scholen een Doe-het-zelf en ontdek gebarentaal-werkboek bestellen. Dit werkboek is ontwikkeld door gebarentolken Nienke en Ramon Fluitman van Gebaren.nl.

Aan de hand van het aantal bestellingen zegt Crasborn dat er op de dag van zijn benoeming minimaal 2500 kinderen (ongeveer 100 tot 150 klassen) lessen uit het werkboek volgden. Op heel schoolgaand Nederland is dat natuurlijk niet veel, maar het is een goede start. Aandacht en begrip voor de taal die doven met hun handen spreken, is belangrijk. Er bestaan veel misverstanden over gebarentalen en veel horenden onderschatten het nut van visuele communicatie.

Nederlandse Gebarentaal: een taal apart

Om het initiatief van Crasborn te begrijpen, is het belangrijk om meer te weten over NGT. Wat veel mensen zich niet realiseren, is dat NGT een eigen taal is. Nederlandse gebarentaal is dus niet simpelweg een vertaling van gesproken Nederlands, maar een taal met een eigen woordenschat en eigen grammaticaregels. De woordvolgorde van een zin in NGT bijvoorbeeld, verschilt van de woordvolgorde van een zin in gesproken Nederlands. Dit is ook de reden dat ondertiteling van informatievoorziening tijdens crisissituaties niet afdoende is. Die ondertitels zijn in het Nederlands. En hoewel veel doven tweetalig zijn, zij beheersen NGT en Nederlands, kost het lezen van Nederlands meer moeite. Daardoor missen doven alsnog belangrijke informatie.

Dit geldt overigens voor alle gebarentalen in de wereld. In veel landen spreken doven onderling een eigen gebarentaal die naast de gesproken taal van dat land bestaat. In Vlaanderen spreken doven dus Vlaamse Gebarentaal en in Groot-Brittannië spreken ze Britse Gebarentaal. Die gebarentalen verschillen van elkaar, net zoals gesproken Vlaams en Engels verschillend zijn. Als doven wereldwijd met elkaar spreken, gebruiken ze vaak International Sign – de lingua franca onder de gebarentalen. Wil je meer weten over misverstanden of mythes rondom gebarentaal, lees dan dit recent geschreven blog.

Tweetalig onderwijs

Aangezien NGT een eigen taal is, betekent dit dat doven en slechthorenden die zowel NGT als gesproken Nederlands beheersen, tweetalig zijn. In Nederland is het voor (horende) ouders van dove en slechthorende kinderen moeilijk om hun kind op tweetalig onderwijs – gesproken Nederlands in combinatie met NGT – te krijgen. Dit komt onder andere doordat ouders zich vaak niet bewust zijn van de mogelijkheden. Veel ouders van dove of slechthorende kinderen volgen wel een gebarentaalcursus, maar zo’n cursus is meestal gericht op kinderen tussen de nul en vier jaar. Zodra de kinderen ouder worden, blijven de ouders achter. Zij kunnen alleen praten over knuffels, luiers en een plasje doen, terwijl hun kinderen zich verder ontwikkelen.

Net als bij de verwerving van gesproken taal, leren kinderen namelijk sneller en makkelijker dan volwassenen. Een voorwaarde is wel dat de kinderen voldoende en gevarieerd taalaanbod krijgen om de gebarentaal te leren. Dit geldt trouwens ook voor gesproken taal. Zie hiervoor mijn eerdere blog. Bij dove kinderen met horende ouders kan dit een probleem zijn, omdat hun ouders NGT niet voldoende beheersen. Om die reden is het extra belangrijk dat die groep ouders ondersteuning krijgt in het vinden en volgen van geschikte cursussen.

Anderzijds moeten ouders ook worden gestimuleerd in het zoeken naar een dove oppas of dove kinderopvang. Alleen op die manier krijgen dove kinderen met horende ouders in de voorschoolse leeftijd voldoende en gevarieerd taalaanbod. Voor (horende) ouders van dove kinderen zijn er initiatieven, zoals de stichting Groots Gebaar en de website doofgewoon.nl die ouders informeren over deze mogelijkheden.

Het nut van gebaren voor horenden

Terug naar het project van Onno Crasborn. Wanneer initiatieven als Groots Gebaar zich beperken tot de dovengemeenschap, zullen doven zich altijd minder begrepen voelen in de horende maatschappij. Crasborn bedacht dat als iedereen een beetje gebarentaal leert, dan zullen doven zich sneller welkom voelen. Een doof kind kan zich in ieder geval in de klas, of winkel, verstaanbaar maken.

Interessant is dat communicatie met gebaren ook voordelen heeft voor de horende gemeenschap. Horenden onderschatten het nut van gebarentaal, zegt Crasborn. Visuele communicatie is bijvoorbeeld heel handig in de kroeg, tijdens een feestje of op een druk station. Bovendien worden we allemaal steeds ouder, met als gevolg dat een steeds grotere groep mensen langzaam slechthorend wordt.

Als kinderen op jonge leeftijd in gebaren leren spreken en die kennis blijven gebruiken in hun dagelijks leven, dan hebben ze daar een leven lang profijt van. Net als bij gesproken talen is het wel belangrijk dat kinderen het spreken met gebaren bijhouden. Die routine voorkomt dat de taal wegzakt of dat ze gebaren voor nieuwe fenomenen, denk aan terrorisme of Facebook, niet kennen.

Gebarentaal als keuzevak

Uiteraard is het een illusie te denken dat ieder kind straks vloeiend gebarentaal spreekt. Bovendien is het Doe-het-zelf en ontdek gebarentaal-werkboek van Nienke en Ramon Fluitman niet te vergelijken met het huidige onderwijssysteem voor vreemde talen. Hier staan geschoolde docenten voor de klas.

De actie is wel een goed startpunt om meer over NGT te leren. Bovendien geeft die naar mijn mening een verfrissende blik op de discussies rondom tweetalig (basis)onderwijs. Als taalwetenschapper zou ik er zelfs voor willen pleiten om NGT – of desnoods International Sign – als keuzevak aan te bieden op middelbare scholen. Niet alleen omdat visuele communicatie nuttig is voor de vergrijzende samenleving, maar ook omdat NGT door medisch-technologische ontwikkelingen onder de druk staat en dreigt uit te sterven. Iets dat we volgens mij te allen tijde moeten voorkomen.

Het Doe-het-zelf en ontdek gebarentaal-werkboek is nog steeds te bestellen via de website Gebarentaal in elk klaslokaal. In 26 pagina’s ontdekken kinderen zelf wat gebarentaal is. Een werkboek kost 2,50 euro per kind. Van ieder verkocht werkboek gaat 25 cent naar de stichting Groots Gebaar.