Het is bijna zo ver: er komt weer een referendum. Op 21 maart gaan we stemmen over de voorgestelde Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (Wiv 2017), ofwel de ‘sleepwet’. Tegenstanders hopen dat de regering bij een negatieve uitslag van de wet af zal zien of de wet aanpast. Het lastige van een referendum is echter dat de uitslag geen goed beeld van de werkelijke mening van de gehele bevolking geeft. Vaak brengt maar een kleine en specifieke groep kiezers hun stem uit.
Door Sanne Willems
Referenda kun je vergelijken met een steekproefonderzoek. Hierbij wordt onderzoek gedaan onder een representatieve groep mensen. Bij referenda worden alle stemgerechtigde Nederlanders geselecteerd om de mening van de Nederlandse bevolking te peilen. Klinkt als een prima aanpak. De stemgerechtigden zijn immers een goede representatie van de hele Nederlandse bevolking, want deze selectie bestaat uit alle volwassen Nederlanders.
Maar ondanks zo’n goede representatie kan het toch misgaan. Deelname aan een referendum is namelijk niet verplicht. Iedereen mag zelf beslissen of hij/zij gaat stemmen. Er is dus sprake van zelfselectie. Dat betekent dat stemgerechtigden kunnen zelf kiezen of zij wel of niet tot de uiteindelijke steekproef behoren.
Als de kiezers die wél komen stemmen nog steeds representatief zijn voor de gehele populatie, dan is zelfselectie niet eens een probleem. Als zij nog steeds de hele bevolking vertegenwoordigen, vertegenwoordigt hun gezamenlijke mening ook de mening van de gehele populatie. Maar als zelfselectie ervoor zorgt dat de deelnemers niet representatief zijn voor de gehele populatie, dan geeft de uitslag niet meer de mening van deze bevolking weer. Dit gebeurt bijvoorbeeld als vooral tegenstanders komen of als voorstanders uit protest wegblijven. De uitslag wordt hierdoor waardeloos.
Oekraïne-referendum
Het meest recente referendum ging over de associatieovereenkomst tussen de EU en Oekraïne. Bij deze stemming was de opkomst waarschijnlijk niet representatief. Dat maakt dit referendum tot een goed voorbeeld van hoe het mis kan gaan door zelfselectie.
Hoe zat het ook alweer? Het referendum werd gehouden op 6 april 2016 om de mening van de Nederlandse bevolking te peilen rondom de associatieovereenkomst. Het referendum was aangevraagd door Actiegroep GeenPeil. Hun voornaamste doel was om de beslissing van de regering om de overeenkomst te sluiten tegen te houden. De referendumvraag was: ‘Bent u voor of tegen de wet tot goedkeuring van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne?’ De antwoordopties waren ‘voor’ of ’tegen’.
Er geldt bij referenda in Nederland een opkomstdrempel. Bij een te lage opkomst (minder dan 30 procent) wordt een referendum ongeldig verklaard. Deze drempel speelt een belangrijke rol in de zelfselectie. Voor de tegenstanders van de associatieovereenkomst was de keuze namelijk makkelijk: ga ’tegen’ stemmen. Voor de voorstanders waren er echter twee keuzes. Zij konden ‘voor’ stemmen, óf helemaal niet gaan stemmen. In dat laatste geval zou de opkomstdrempel mogelijk niet worden gehaald en daarmee het referendum ongeldig zijn. Ofwel, dan zou het kabinet de overeenkomst met Oekraïne ook gewoon ondertekenen.
Die 30 procent-drempel maakt de keuze voor de voorstanders dus erg lastig. Als je besluit niet te gaan stemmen, en de drempel wordt niet gehaald, dan is er niks aan de hand. En je hebt meteen een statement gemaakt dat je het referendum overbodig vond. Maar wordt de drempel wel gehaald, dan ontbreekt jouw voor-stem. Daardoor lijkt het of er minder voorstanders zijn dan er in werkelijkheid zijn.
Verlies voor de tegenstanders
De drempel werd in 2016 net gehaald: 32,28 procent van de kiesgerechtigden had zijn stem uitgebracht. Hiermee was het referendum dus geldig. Van de stemmers bleek 61 procent tegen het verdrag (2.509.395 kiezers), 38,21 procent voor (1.571.874 kiezers) en 0,79 procent stemde blanco (32.344 kiezers). De algemene conclusie was dat Nederlanders tegen de overeenkomst met Oekraïne waren en dat de regering de overeenkomst opnieuw moest evalueren.
Mij leek de uitslag eerder een verlies voor de tegenstanders. Want hoewel zij maar één optie hadden, behaalden ze slechts een kleine meerderheid onder de 32 procent van de kiesgerechtigden. Dat is in totaal maar 19,5 procent (32,28 procent x 61 procent) van alle stemgerechtigden. Als de Nederlandse bevolking echt fel tegen was, zoals GeenPeil verwachtte, dan had ik heel wat meer tegenstemmen verwacht. Geen overtuigend verzet dus.
Zelfselectie
Zoals het Oekraïne-referendum laat ziet, werkt de opkomstdrempel zelfselectie sterk in de hand. Waarschijnlijk zullen bijna alle tegenstanders zichzelf selecteren, en missen in het eindresultaat veel stemmen van de voorstanders. Hierdoor is de steekproef niet representatief voor de gehele populatie. De uitslag van een referendum is dan geen goede weergave van de mening van de hele Nederlandse bevolking. Mede door die onduidelijkheid over de interpretatie van de uitslag, heeft de Tweede Kamer een wetsvoorstel van minister Kasja Ollengren van Binnenlandse Zaken aangenomen. Daarmee is het raadgevend referendum in Nederland afgeschaft, tenzij de Eerste Kamer nog anders beslist. De regeringspartijen hebben er een krappe meerderheid.
Maar ondanks deze mogelijke afschaffing, gaat het komende referendum nog wel door. We mogen onze mening laten horen over de sleepwet. Er geldt weer eenzelfde situatie: voorstanders hebben de keuze om ‘voor’ te stemmen of om helemaal niet op te komen dagen, zodat de opkomstdrempel niet wordt gehaald. Hopelijk hebben zij geleerd van het vorige referendum en laten ze zich daardoor niet meer wegjagen. Want alleen als niemand zichzelf wegselecteert, blijft de opkomst representatief voor de bevolking en wordt de uitslag waardevol.