Er kunnen vele redenen zijn waarom een leerling onrust veroorzaakt op school. De kans is groot dat hij de lestaak te moeilijk of te makkelijk vindt. En het onderwijssysteem is afgestemd op de gemiddelde leerling. Wat doe je als ouder wanneer je merkt dat je kind niet goed in zijn vel zit? En wat doe je als leerkracht als een leerling in de klas steeds de rust verstoort? Waarom praat het kind zoveel en loopt het steeds door de klas? Willy de Heer blogt over onderwijs voor moeilijk en makkelijk lerende kinderen.
Een kind dat problemen heeft met leren, ontwikkelt vaak ook gedragsproblemen. Door zijn medeleerlingen af te leiden, probeert hij dan die taak te vermijden. De problemen worden erger als de leerkracht of de school niets doet aan de oorzaak van dit gedrag. Het kind voelt zich dan afgewezen door zijn omgeving. Hij wordt niet geholpen, maar alleen aangesproken op zijn ongewenste gedrag.
Een andere manier van leren
Het is opvallend dat kinderen die veel moeite hebben met leren en kinderen die juist heel makkelijk leren tegen dezelfde problemen aanlopen. Dit komt doordat zij op een andere manier leren dan de meeste leerlingen. En het onderwijssysteem is afgestemd op de meer gemiddelde leerling.
De manier waarop een leerling zich kennis en vaardigheden eigen maakt – het leerproces – is grotendeels afhankelijk van zijn intelligentieniveau. Hoe meer dit afwijkt van dat van de andere kinderen, hoe minder zijn leerproces past bij de lestaken in de klas.
Om die reden is begin twintigste eeuw het speciaal onderwijs ingericht voor zeer moeilijk lerende kinderen. Dit zijn kinderen met een verstandelijke beperking. Het gaat om ruim 2 procent van alle leerlingen. Bij een intelligentietest behalen zij een IQ-score lager dan 70. Ook hebben zij moeite om zich aan te passen aan hun omgeving. Deze leerlingen bezoeken hooguit de kleuterklassen van een reguliere basisschool, maar zijn niet in staat deze school af te maken. Ter vergelijking: voor kinderen met een IQ-score van 85 is het al een hele opgave om een reguliere basisschool te voltooien.
De tegenhangers van zeer moeilijk lerende kinderen zijn de zeer makkelijk lerende kinderen. Dit zijn hoogbegaafde leerlingen. Deze groep omvat eveneens ruim 2 procent van alle scholieren, zo’n 36.400 in het schooljaar 2014/2015. Bij een intelligentietest behalen zeer makkelijk lerende kinderen een IQ-score hoger dan 130. Meestal bezoeken zij de reguliere basisschool. Maar de manier waarop zij leren sluit evenmin aan bij de lestaken in de klas.
Mogelijkheden en verwachtingen
De mogelijkheden van zeer moeilijk en zeer makkelijk lerende kinderen komen niet overeen met de eisen en verwachtingen van de mensen in hun omgeving.
Dit is bijvoorbeeld het geval als een zeer moeilijk lerend kind dat beschikt over de mogelijkheden een 7-jarige, wordt behandeld als een 10-jarige. Zo’n kind wordt geconfronteerd met onbegrip en ernstige overvraging door de mensen in zijn omgeving. Overvraging houdt in dat zijn mogelijkheden op cognitief, emotioneel en sociaal gebied worden overschat. Dit gebeurt helaas vrij vaak.
Begeleiders en verzorgers van zeer moeilijk lerende kinderen zijn veelal gericht op integratie. De kinderen moeten erbij horen. Hulpverleners vinden het niet respectvol om psychodiagnostiek toe te passen. Dit houdt in dat een psycholoog het functioneren van het kind beschrijft op basis van observatie, gesprekken en (IQ-)tests. Door geen gebruik te maken van psychodiagnostiek hebben begeleiders en verzorgers onvoldoende inzicht in de mogelijkheden van het kind.
Bij zeer makkelijk lerende kinderen speelt een soortgelijk probleem. In dit geval wordt een kind dat beschikt over de mogelijkheden een 10-jarige, behandeld als een 7-jarige. Ook dit kind wordt geconfronteerd met onbegrip van mensen uit zijn omgeving, alleen is hier sprake van ernstige ondervraging. Dit betekent dat de mogelijkheden van deze kinderen op cognitief, emotioneel en sociaal gebied worden onderschat. Omdat basisscholen zich veelal richten op het gemiddelde niveau in de klas, hebben zeer makkelijk lerende kinderen dagelijks te maken met ondervraging.
Daarnaast speelt bij hen nog een probleem. Zij koesteren zelf ook verwachtingen van de mensen in hun omgeving. Zo rekent een zeer makkelijk lerende kind in groep 1 van de basisschool er bijvoorbeeld op dat zijn vriendje de speelafspraak met nakomt die hij een of meer dagen geleden heeft gemaakt. Als zijn vriendje inmiddels een afspraak met een ander kind heeft, raakt dit hem diep. Het kind ervaart het als een afwijzing, hoewel dit zeer waarschijnlijk niet zo bedoeld is. De mogelijkheden van het 4- of 5-jarig vriendje en de verwachtingen van het zeer makkelijk lerende kind komen niet overeen. Er is sprake van incongruentie.
Vergelijkbare problemen
De gevolgen van die afstemmingsproblemen tussen het kind en zijn omgeving zijn groot. Overvraging van zeer moeilijk lerende kinderen leidt onder meer tot verlies van interesse, lusteloosheid, depressieve stemming, angstig-onrustig gedrag, agressiviteit, en soms ook zelfverwonding en suïcidegedachten of -neigingen.
Ondervraging en incongruentie leiden er bij zeer makkelijk lerende kinderen toe dat deze kinderen beneden hun kunnen presteren en worden belemmerd in hun ontwikkeling. Dit kan uitmonden in sociale, emotionele en psychische problemen, zoals motivatieverlies, verveling en depressieve stoornissen.
Het is voor deze kinderen bovendien moeilijk om vrienden te vinden die bij hen passen. En ook al vinden anderen dat zij populair zijn, ze kunnen zelf het gevoel hebben geen vriend te hebben. Zij waarderen vriendschap op een andere manier dan de andere leerlingen. Dit heeft een negatieve invloed op hun zelfvertrouwen en zelfbeeld. Hierdoor wordt niet alleen hun functioneren op de basisschool beïnvloed, maar ook tijdens een vervolgopleiding en bij het vinden van aansluiting in de maatschappij. Als een school niet op tijd het onderwijs voor deze kinderen aanpast, is de kans op schooluitval groot.
Wat te doen?
Als ouders of leerkrachten merken dat een kind op school niet goed in zijn vel zit, is het essentieel de oorzaak te achterhalen. Als eerste moeten zij onderzoeken of er leerproblemen zijn. Ook als de gedragsproblemen niet direct gerelateerd zijn aan leren. Als er geen leerproblemen zijn, kan hij naar andere oorzaken kijken. Pas als die boven water zijn, kan de leerling worden geholpen. Tijdens dit hele proces is overleg tussen school en ouders noodzakelijk.
Ligt de oorzaak van de problemen van de leerling wel bij moeilijk of makkelijk leren, dan moet zijn leerproces in kaart worden gebracht. Hierdoor kunnen school, begeleiders en ouders de situatie van het kind beter inschatten en begrijpen. Dan is het mogelijk om hem passende ondersteuning en begeleiding te bieden. Aangepast onderwijs kan hem cognitief uitdagen. School en ouders moeten samen zoeken naar oplossingen om schooluitval van deze kinderen, of erger, te voorkomen. Hierbij is een goede relatie tussen beide partijen van groot belang. Wederzijds begrip en respect zijn sleutelwoorden.
Niet alleen de problemen van kinderen die zeer moeilijk en zeer makkelijk leren zijn vergelijkbaar, maar ook de aanpak ervan. Het welzijn van beide groepen kinderen staat en valt met aangepast onderwijs. Het aanbod hiervan levert niet alleen winst op voor hen, maar ook voor de samenleving.