In het leven draait het om eten en gegeten worden. Wij als mensen hebben het dan maar goed voor elkaar: wij maken ons drukker over het wachten op de volgende gang in een druk restaurant dan over opgegeten worden door een één of ander monster. Hoewel… Vanaf het moment dat je geboren wordt, ben je voor sommige virussen en bacteriën niets meer dan een vleeszak vol voedingsstoffen.
Virussen kunnen zich namelijk in menselijke cellen nestelen, met als doel zich daar te vermenigvuldigen, de cel open te breken en vervolgens in meer cellen te gaan zitten. Sommige virussen verspreiden zich zelfs door de lucht en besmetten bijna iedereen die hiermee in aanraking komt. En als je dan de pech hebt dat een virus als het mazelenvirus jouw lichaam als nieuw huis heeft gekozen, zit je al helemaal in de rats. Hier is namelijk geen geneesmiddel voor en dus kun je niets anders doen dan afwachten.
Ook bacteriën kunnen onze huid of bloed gebruiken als voedsel. Sommige bacteriën werken zich een weg naar de hersenvliezen. Het kan al na twaalf uur te laat zijn om iemand te redden (meningokokken). Andere soorten verspreiden zich vooral via wonden. Als zo’n infectie doorzet, maakt de bacterie een gifstof aan waardoor al je spieren verkrampen, waaronder mogelijk de hartspier met de dood tot gevolg (tetanus). Voor mensen zit het gevaar dus in een klein hoekje als het gaat om onze plek in de voedselketen. Gelukkig hebben een aantal knappe koppen in het verleden de kans op bovenstaande ziekten behoorlijk teruggedrongen. Ze ontwikkelden vaccins die in principe beschikbaar zijn voor de hele (Nederlandse) bevolking. Zijn wij even blij dat we ingeënt zijn (dankjewel mama’s!).
Hoe werken vaccins?
Voordat we over vaccinaties beginnen, moeten we het eerst over het afweersysteem hebben. Dat bevecht dagelijks enorm veel indringers zonder dat wij het doorhebben. Grof gezegd bestaat het afweersysteem uit twee belangrijke onderdelen: het algemene systeem en het specifieke systeem. Het algemene systeem reageert als eerste op een infectie en stuurt macrofagen, een specifiek soort witte bloedcellen, af op de indringers. Die macrofagen zijn ware Pacman-kampioenen en eten de meeste indringers meteen op. Ook zorgen ze voor de informatieverwerking over alle infiltranten. Zo registeren ze of indringers al eerder in je lichaam zijn gesignaleerd, of dat die voor het eerst worden opgemerkt.
Wat gebeurt er in je lichaam als een virus, een recalcitrant stukje DNA of RNA dat zich in jouw eigen cellen dringt en daar muiterij pleegt, je lichaam is binnengedrongen? Het virus vermenigvuldigt zich in jouw eigen cellen, breekt daarna de cel uit en neemt andere cellen over. Je eigen cellen kunnen hun normale functies niet meer vervullen en je kunt daardoor ziek worden. Niet al te best dus.
Bescherming tegen indringers
Gelukkig beschermt het specifieke afweersysteem jou tegen deze gijzeling. Dat wordt namelijk je hele leven al getraind om te herkennen welke cellen gezond, en welke cellen ongezond zijn. Zodra je een ziekte hebt gehad, of dit nu bacterieel of viraal is, onthoudt het specifieke afweersysteem hoe die ziekte eruitziet. Als deze ziekte later weer terugkomt, zal het afweersysteem snel reageren.
Met een vaccinatie voeg je ongevaarlijk virus en/of bacterieel materiaal toe. Hiermee train je je specifieke afweersysteem deze slechte indringer te herkennen. Als een bacterie of virus waartegen je bent gevaccineerd zich later nog eens aandient, is je lichaam al gewapend om deze te bevechten. Dus als je gevaccineerd bent voor een ziekte als de mazelen, dan kun je nog steeds heel kort besmet worden met het mazelenvirus. Maar omdat jouw afweersysteem dit dankzij de vaccinatie meteen herkent en afbreekt, word je helemaal niet ziek. Super handig! Het is alsof je van tevoren een stapel “Wanted”-posters ophangt.
Geschiedenis
Er is bewijs dat er rond het jaar 1000 in China al varianten van inentingen plaatsvonden, toen pokken nog een veelvoorkomende doodsoorzaak waren. Het viel artsen op dat als mensen in aanraking waren gekomen met de wondkorsten van pokken, zij daarna zelf vaak geen pokken meer kregen (of slechts een lichtere versie). Daarop bedachten artsen toen al een variant op de moderne vaccinatie. Die bestond uit gedroogde, tot poeder gemalen wondkorsten die men moest opsnuiven1.
In de achttiende eeuw heersten de pokken in Europa, Azië en Amerika. Omdat sommige landen, zoals Zweden, dit goed documenteerden, weten we dat tien procent van de jonge kinderen aan de ziekte overleed2. Op zoek naar een oplossing deed de Britse arts Edward Jenner in 1776 met zijn experimenten een ontdekking die duizenden jaren eerder al was gedaan in China. Jenner zag namelijk dat melkmeisjes die koeien met koeienpokken molken, een milde variant van de pokken kregen. Zij hadden dan wel een of meerdere pokken op hun handen, maar kregen daarna geen ‘mensenpokken’.
Experiment met pokken
Mede hierom deed Edward Jenner een experiment dat we ons nu niet voor zouden kunnen stellen: hij zocht een meisje met de ongevaarlijke koeienpokken, haalde pus uit een koeienpok en injecteerde daarmee een 8-jarige jongen. Op de plek van de injectie verscheen slechts een kleine pok. Toen de arts dezelfde jongen later injecteerde met echte mensenpokken kreeg de jongen slechts lichte koorts, niet de normale ziekte3. Wat bleek: doordat zijn immuunsysteem een variatie van de pokken al eens had gezien, kon het de mensenpokken sneller bevechten. Het immuunsysteem van de jongen was al getraind om de pokken te bestrijden.
Vanaf dit moment werden vaccinaties snel verder ontwikkeld en geaccepteerd als een ziektevoorkomend middel. Al vanaf 1823 mochten kinderen in Nederland pas naar school met een ‘pokkenbriefje’. Dat toonde aan dat zij waren ingeënt. De World Health Organization begon in 1958 met een missie om vaccinaties over de hele wereld te verspreiden en iedereen te beschermen tegen pokken. Dit werkte zo goed dat de WHO de wereld in 1980 pokkenvrij verklaarde. Daarom krijgen kinderen in Nederland sinds 1974 geen vaccin meer tegen pokken. Deze ziekte kwam destijds in Europa niet meer voor.
Groepsimmuniteit
Bij de effectiviteit van vaccinaties draait het niet om het individu, maar om de populatie. We willen niet alleen dat jouw kind gezond is, we willen dat ieder kind gezond is. Om dat mogelijk te maken is het van belang dat, afhankelijk van de ziekte, meer dan 95 procent van de bevolking gevaccineerd is. Dit noemen we groepsimmuniteit. Als bijna niemand meer ziek kan worden, sterft de ziekte als het ware uit. De vijf procent die niet gevaccineerd is, is dan toch beschermd. Die vijf procent bestaat bijvoorbeeld uit jonge kinderen en mensen met auto-immuunziekten. Laatstgenoemde groep heeft vaak geen keuze om zich te laten vaccineren. Hun ziekte staat vaccinatie simpelweg niet toe.
Voor jonge kinderen geldt over het algemeen dat ze tot de eerste zes weken geen inentingen krijgen. Daarna krijgt een kind meerdere DKTP-prikken (Difterie, Kinkhoest, Tetanus en Polio) om het specifieke afweersysteem te trainen zodat hij zo lang mogelijk is beschermd. Een BMR (Bof, Mazelen, Rode hond) krijgen kinderen pas na veertien maanden. Dat is het moment dat deze het meest effectief is. Maar wat betreft een ziekte als de mazelen betekent dit dat kinderen tussen de zes en veertien maanden oud niet beschermd zijn. Als er een uitbraak is dan kunnen ze nog steeds ziek worden en de rest van hun leven verminkt raken of sterven. Omdat de mazelen in principe niet veel voorkomen in Nederland, kunnen we het ons veroorloven om deze inenting toe te dienen op het moment dat mensen er zo lang mogelijk mee gebaat zijn.
Dekkingsgraad
Zolang meer dan 95 procent van de bevolking gevaccineerd is, en de dekkingsgraad dus boven de 95 procent ligt, hoeven we ons weinig zorgen te maken over die korte tijd waarin kinderen gevoelig zijn voor de ziekte. Maar dan moet wel echt iedereen die gevaccineerd kan worden, dit doen. Op dit moment gaat de dekkingsgraad omlaag naar een angstaanjagende 83 procent in sommige Nederlandse provincies. Dit is enorm gevaarlijk voor alle kinderen die nog niet gevaccineerd zijn.
Het is belangrijk dat ieder kind dat voor het vaccin in aanmerking komt, gevaccineerd is. Want als de dekkingsgraad niet toereikend is, kan de ziekte alsnog als opkomen. Bijvoorbeeld in de buurt van een kinderdagverblijf, vol met kinderen tussen de zes en veertien maanden die enorm vatbaar zijn voor een ziekte als mazelen. Vaccineren doe je niet voor jezelf, maar voor de hele gemeenschap.
Geen enkele ouder zou twijfelen om een kind medicijnen te geven als het ziek is, met alle bijwerkingen van dien. Maar het is misschien tegenintuïtief om een soort medicijn toe te dienen zonder dat een kind ooit ziekten gezien heeft. Wat dat betreft zijn inentingen wat vreemd. Je ziet niet direct hoe het bijdraagt aan de gezondheid van jouw kind of aan de gezondheid van de volledige populatie. Laat je echter niet misleiden door dat gevoel. Het is juist dankzij ons vaccinatieprogramma dat we de desbetreffende ziekten niet (veel) meer zien. Laat jouw kinderen inenten voor hun eigen veiligheid en, misschien belangrijker, om ervoor te zorgen dat iedereen veilig blijft.
Voor meer informatie over vaccins verwijzen we je naar de website van het rijksvaccinatieprogramma.
Wetenschappelijke bronnen:
1 Needham, Joseph. (2000). Science and Civilization in China: Volume 6, Biology and Biological Technology, Part 6, Medicine. Cambridge: Cambridge University Press. p.154
2 Hays, J. N. (2005). Epidemics and Pandemics: Their Impacts on Human History. ABC-CLIO. pp. 151–152. ISBN 9781851096589.
3 Stern AM, Markel H (2005). “The history of vaccines and immunization: familiar patterns, new challenges”. Health Aff. (Millwood). 24 (3): 611–21. doi:10.1377/hlthaff.24.3.611. PMID 15886151.)