Ouders die de leraren onder druk zetten vanwege het schooladvies van hun kind en die zich schuldig maken aan intimidatie, bedreiging en zelfs chantage van de leerkrachten. Wat is er aan de hand?

Een onderzoek door EenVandaag en CNV Onderwijs leverde schokkende cijfers op over leraren in het onderwijs die door ouders onder druk worden gezet. Bij nadere bestudering van het onderzoeksrapport blijkt echter dat de samenvatting bij het rapport een vertekend beeld geeft van de onderzoeksresultaten. Zo zijn percentages bij elkaar opgeteld die niet bij elkaar opgeteld kunnen worden. Bovendien is onder druk gezet zijn, iets anders dan druk ervaren.

Wat is er aan de hand?

In een reactie roept CNV Onderwijs ouders op leraren te respecteren. “Een leraar is namelijk een professional en die weet heel erg goed wat een leerling het beste kan gaan doen. Dus die weet een waardevol advies te geven.” Is zo’n oproep hier op zijn plaats? Uit de onderzoeksresultaten van EenVandaag en CNV Onderwijs blijkt namelijk ook dat nagenoeg alle leraren de betrokkenheid van de ouders in het algemeen als redelijk tot zeer positief ervaren. Gebrek aan respect lijkt dus niet het probleem.

Dat er wel íets aan de hand is, blijkt uit het gegeven dat 68 procent van de 2.219 leraren die aan het onderzoek deelnamen, aangeeft dat de druk van de ouders in de afgelopen vijf jaar is toegenomen. En dan vooral de druk rond het schooladvies.

Schooladvies

Sinds 2015 is het advies van de basisschool bepalend of een leerling zijn opleiding kan vervolgen aan het vmbo, de havo of het vwo. In principe plaatst de middelbare school de leerling in het geadviseerde schooltype, maar mag op verzoek van de ouders hiervan afwijken. De school mag bij dit besluit de leerling geen extra toetsen laten afleggen. Ook mag het besluit niet gebaseerd zijn op een IQ-test of toetsen die het kind op de basisschool heeft gemaakt, zoals de Entreetoets in groep 7 en toetsen van het leerlingvolgsysteem.

De basisschool baseert haar advies op onder meer aanleg, talenten, concentratie, motivatie, doorzettingsvermogen en leerprestaties van de leerling. Ook zijn ontwikkeling tijdens de gehele basisschoolperiode speelt mee.

Kind met rugzak

Foto: Jeremy Bishop via Unsplash

Om ‘onder-advisering vanuit het primair onderwijs te voorkomen’ zijn scholen verplicht om tussen 15 april en 15 mei een eindtoets af te nemen. Als blijkt dat de leerling over meer kennis en vaardigheden beschikt dan waarmee in het schooladvies rekening is gehouden, heroverweegt de basisschool haar advies. De school kàn haar advies wijzigen, maar hoeft dat niet.
In maart sluit de inschrijvingstermijn voor het vervolgonderwijs. Daardoor is het mogelijk dat een leerling met een gewijzigd advies niet meer terecht kan op de school van zijn voorkeur. In dat geval moet het kind naar een andere school uitwijken.

Gewijzigd beleid

Tot 2015 was niet het schooladvies maar de (CITO-)eindtoets doorslaggevend of de leerling zijn opleiding kon vervolgen aan het vmbo, de havo of het vwo. Dit is veranderd, om de onderwijstijd in groep 8 maximaal te benutten en niet te veel tijd te investeren in het oefenen voor de eindtoets.

Die beleidswijziging heeft gevolgen voor de relatie tussen school en ouders. Niet een landelijk afgenomen en hierdoor objectieve eindtoets bepaalt welk onderwijstype het meest geschikt is voor de leerling, maar uitsluitend een subjectieve inschatting van de basisschool. Hiermee is het begrip de sleutelmacht der school weer actueel. De school bezit de sleutel tot het type vervolgonderwijs van de leerling. Dit begrip is in 1958 geïntroduceerd door Philip Idenburg, hoogleraar onderwijskunde aan de Universiteit van Amsterdam. Hij uitte zijn zorgen hierover. Door die sleutelmacht is de basisschool een autoriteit, een verdelende gerechtigheid waartegen geen bescherming is. Dit vormt een bedreiging voor het vertrouwen van de ouders in de school en voor de verhouding tussen school en gezin.

Tegenwicht

Om de druk van de ouders op leraren te verminderen is het van belang tegenwicht te bieden aan die sleutelmacht. De geschiedenis leert ons dat dit voor alle partijen van belang is. Zo werden scholen na de invoering van de leerplichtwet in 1900 geconfronteerd met een groep kinderen die voor het eerst naar school ging. Voor sommigen leek de reguliere basisschool te moeilijk. Om te voorkomen dat deze kinderen verkeerd werden ingeschat, is in 1905 de eerste intelligentietest ontwikkeld. Deze diende als objectief criterium naast het subjectieve oordeel van de leerkracht.

Evenals (zeer) moeilijk lerende kinderen, lopen ook (zeer) makkelijk lerende kinderen het gevaar verkeerd te worden ingeschat. Hierdoor is het mogelijk dat zij door de leraren naar een niet-passend schooltype worden verwezen. Een objectieve toetsing naast het subjectieve advies van de leerkracht, is dan van groot belang.

Meer evenwicht

Schooladvies en eindtoets moeten daarom als even zwaarwegende criteria worden gehanteerd voor de bepaling van het type vervolgonderwijs van de leerling. Daarnaast moeten middelbare scholen de mogelijkheid hebben om, als dat nodig is, aanvullende toetsresultaten te betrekken bij het besluit een kind al dan niet toe te laten.

Een dergelijke beleidswijziging brengt meer evenwicht in de relatie tussen ouders en school. Het biedt ouders meer zekerheid dat leraren hun kind naar het best passende type vervolgonderwijs verwijzen. Bovendien neemt hierdoor de druk van ouders op leraren vanwege het schooladvies af.